ECLI:NL:HR:2001:ZD1865
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de bestreden uitspraak inzake schadevergoeding in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juli 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een beroep in cassatie van de verdachte, die was veroordeeld voor zware mishandeling. De verdachte had een vordering van de benadeelde partij, die in eerste aanleg was toegewezen, betwist. De benadeelde partij had een schadevergoeding van f 7194,57 gevorderd, waarvan f 5000,- voor immateriële schade. De Politierechter had de vordering tot f 7094,57 toegewezen, maar het Hof had in hoger beroep de vordering van de benadeelde partij tot f 5094,57 verlaagd. De Advocaat-Generaal Jörg had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor wat betreft de beslissing op de vordering van de benadeelde partij.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte niet was ingegaan op een verweer van de verdachte met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij. Het Hof had de vordering van de benadeelde partij in hoger beroep niet correct behandeld, aangezien deze zich niet opnieuw had gevoegd voor het gedeelte van de vordering dat door de Politierechter niet-ontvankelijk was verklaard. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar alleen voor het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij was toegewezen, en heeft dit bedrag vastgesteld op f 5094,57. Het beroep van de verdachte werd voor het overige verworpen.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van de juiste procedurele behandeling van vorderingen van benadeelde partijen in strafzaken, en bevestigt dat de Hoge Raad kan ingrijpen wanneer lagere rechters de wet niet correct toepassen. De beslissing van de Hoge Raad is een belangrijke uitspraak voor de rechtspraktijk, vooral in zaken waarin benadeelde partijen betrokken zijn.