ECLI:NL:HR:2001:ZD1853
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- G.J.M. Corstens
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de dagvaarding in hoger beroep wegens niet-geldige betekening
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 september 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in Suriname in 1952, was ten tijde van het beroep in cassatie gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Lelystad. Het beroep was ingesteld door de verdachte zelf, maar er waren geen middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Fokkens concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, behoudens het deel waarin het vonnis van de Politierechter was vernietigd, en tot nietigverklaring van de inleidende dagvaarding.
De zaak betreft de geldigheid van de betekening van de dagvaarding in hoger beroep. Het Hof had in hoger beroep de verdachte veroordeeld tot één week gevangenisstraf voor diefstal, maar had niet onderzocht of de verdachte, die geen bekende woon- of verblijfplaats had, als gedetineerde moest worden aangemerkt. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof had moeten vaststellen waar de verdachte zich bevond en dat de dagvaarding niet geldig was betekend. De Hoge Raad vernietigde daarom de bestreden uitspraak en verklaarde de dagvaarding in hoger beroep nietig.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige betekening van dagvaardingen, vooral in gevallen waarin de verdachte geen bekende woon- of verblijfplaats heeft. De Hoge Raad bevestigt dat de penitentiaire inrichting als verblijfplaats moet worden aangemerkt indien de verdachte daar gedetineerd is. Dit arrest is een belangrijke uitspraak voor de rechtspraktijk, omdat het de eisen voor de betekening van dagvaardingen verduidelijkt en de rechten van verdachten beschermt.