3.2. In de bestreden uitspraak heeft het Hof het in het middel bedoelde verweer als volgt samengevat en verworpen:
"Van de zijde van de verdediging is ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd, dat de Regeling vervoersverbod vee Nederweert 1997 onverbindend zou zijn wegens strijd met de Richtlijnen 80/217/EEG d.d. 22 januari 1980 en 92/119/ EEG d.d. 17 december 1992. Dit verweer heeft de raadsman als volgt toegelicht.
De richtlijnen bevatten een aantal uitputtend en dwingend voorgeschreven maatregelen in geval van de uitbraak van klassieke varkenspest, alsmede - in
artikel 14ter van de Richtlijn 80/217/EEG - het voorschrift dat een rampenplan dient te worden opgesteld.
Dit rampenplan dient te worden goedgekeurd door de Europese Commissie volgens de procedure, omschreven in artikel 16 van die Richtlijn, terwijl eventuele wijzigingen en aanvullingen volgens diezelfde procedure kunnen worden doorgevoerd.
Volgens de raadsman zijn met name twee onderdelen van de Regeling vervoersverbod vee in strijd met de Richtlijn respectievelijk het goedgekeurde rampenplan, te weten:
a. een vervoersverbod voor andere dieren dan varkens, en
b. de omvang van het gebied waarvoor het vervoersverbod gold, daar het een gebied betrof met een straal, groter dan 8 kilometer rond het besmette bedrijf.
Het Hof oordeelt hieromtrent als volgt.
De Richtlijn 92/119/EEG heeft betrekking - voor zover hier van belang - op de vesiculaire varkensziekte en niet op klassieke varkenspest, zodat deze Richtlijn buiten beschouwing kan blijven. Ook de inhoud van het rampenplan laat het hof buiten beschouwing, daar toetsing van of aan de inhoud van het plan niet op de weg van het hof ligt.
De Richtlijn 80/217/EEG bevat een aantal, in het nationale recht te implementeren maatregelen ter bestrijding van de klassieke varkenspest. In artikel 9 van de Richtlijn is bepaald, dat de bevoegde autoriteit, zodra de diagnose varkenspest is bevestigd, een beschermingsgebied met een straal van tenminste 3 km en een toezichtsgebied met een straal van tenminste 10 km rond de plaats van de uitbraak vaststelt, waarbij rekening gehouden wordt met o.a. de geografische situatie, met name de natuurlijke grenzen. Voorts is in dat artikel bepaald, dat in het toezichtsgebied dieren van een andere soort dan varkens, de eerste zeven dagen na de instelling van het gebied niet in of buiten een bedrijf mogen worden gebracht zonder toestemming van de bevoegde autoriteit. Deze maatregelen - alsook de maatregelen ten aanzien van andere besmettelijke dierziekten, zijn geïmplementeerd in artikel 30, eerste en vierde lid van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, op grond waarvan de Regeling vervoersverbod vee
Nederweert 1997 is uitgevaardigd. Het in die Regeling vastgestelde toezichtsgebied voldoet aan de in artikel 9 gestelde eis. Het verbod heeft betrekking op vee, id est herkauwende en eenhoevige dieren en varkens en is in zoverre een aanvulling op de Richtlijn, dat geen beperking van zeven dagen voor andere dieren dan varkens is opgenomen. Het hof meent dat dit een toelaatbare aanvulling is, gerechtvaardigd door de zorg voor de gezondheid van personen.
Hetgeen overigens hieromtrent door de raadsman is aangevoerd, ook in onderling verband en samenhang bezien, vermag het hof niet tot een ander oordeel leiden".
3.3. Het Hof heeft ten laste van verdachte bewezen verklaard dat zij:
"Op 8 oktober 1997 in de gemeenten Venlo en
Maasbree en Kessel en Roggel en Neer en Haelen, als transporteur, vee, te weten 130 varkens, zijnde dieren van een door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij op grond van artikel 30 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren bepaalde soort, heeft vervoerd, door middel van een door
[bestuurder] bestuurde vrachtwagen, die was ingericht voor het vervoer van varkens, voorzien van het kenteken [a-00-bb] over de N 273, gelegen binnen het gedeelte van Nederland waarvoor ingevolge de regeling vervoersverbod Nederweert 1997 toen een vervoersverbod van kracht was".