(i) [verweerder] is in 1982 als tandarts in dienst getreden van de Staat, op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht voor bepaalde tijd. In mei 1986 is deze overeenkomst omgezet in een overeenkomst voor onbepaalde tijd.
(ii) [verweerder] verrichtte zijn werkzaamheden voor de Koninklijke Marine, laatstelijk in Den Helder. In 1995 bedroeg zijn gemiddelde maandsalaris ƒ 5.503,19 bruto, inclusief vakantiegeld en vaste emolumenten.
(iii) Op 18 mei 1995 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verweerder] en zijn directe chef alsmede het hoofd van de Tandheelkundige Dienst Zeemacht en een personeelsconsulent. In dit gesprek is aan de orde gesteld dat [verweerder] in een aantal gevallen tandheelkundige handelingen niet op medisch verantwoorde wijze zou hebben verricht en tevens dat er aanwijzingen zouden zijn dat hij op onjuiste wijze tandheelkundige handelingen declareerde.
(iv) Bij brief van 19 mei 1995 is aan [verweerder] door de Directeur Personeel Koninklijke Marine "in het belang van de dienst" de toegang tot het werk ontzegd en vervolgens is op 13 juni 1995 een commissie van onderzoek ingesteld.
(v) Uit het door deze commissie op 19 juli 1995 uitgebrachte verslag blijkt dat haar onderzoek met name is gebaseerd op de volgende gegevens: behandeljournaals, röntgenfoto's, klinisch onderzoek bij patiënten die daartoe zijn opgeroepen en bij wie desgewenst extra röntgenfoto's zijn gemaakt, techniekwerkstukken en de tandheelkundige materialen die in de praktijkkamer van [verweerder] aanwezig waren of juist ontbraken.
(vi) In haar verslag komt de commissie tot het oordeel dat [verweerder] gedurende een langere periode verrichtingen heeft gedeclareerd of heeft laten declareren die niet volgens de geldende richtlijnen zijn uitgevoerd; zij heeft evenwel niet met zekerheid kunnen vaststellen dat [verweerder] zich door deze onjuiste wijze van declareren financieel heeft verrijkt. Daarnaast komt de commissie tot de conclusie dat diverse tandheelkundige handelingen van [verweerder] de toets der kritiek niet doorstaan. Met name de vervaardiging van het kroon- en brugwerk en de endodontische behandelingen worden - onder meer omdat [verweerder] bij die behandelingen als ontvettingsmiddel gebruik maakt van het toxische xyleen, hetgeen reeds sinds jaren door de Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde wordt afgeraden omdat het hier een gevaarlijke, kankerverwekkende stof betreft - niet uitgevoerd overeenkomstig de binnen de beroepsgroep geaccepteerde standaarden. Regelmatig heeft [verweerder] ten onrechte personeelsleden met (grote) caviteiten en/of (periapica-le) ontstekingen "dentally fit" verklaard, hetgeen de operationele inzetbaarheid in gevaar heeft gebracht, aldus de commissie.
(vii) Bij brief van 15 november 1995 heeft de Directeur Personeel Koninklijke Marine de arbeidsovereenkomst aan [verweerder] opgezegd op de grond dat a) hij onvoldoende toezicht heeft gehouden op de wijze van declareren van de door hem verrichte tandheelkundige handelingen en b) een aantal van de door hem verrichte tandheelkundige handelingen kwalitatief niet voldoet aan de daaraan te stellen normen.
(viii) [verweerder] heeft de juistheid van deze opzeggingsgronden betwist.
(ix)De Staat heeft - met een beroep op het Privacyreglement geneeskundige persoonsregistraties Militair geneeskundig functiegebied - geweigerd [verweerder] inzage te verschaffen in de hiervoor onder (v) genoemde onderzoeksgegevens.