ECLI:NL:HR:2001:ZC3636
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp
- J.B. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Geldigheid van dwangbevel en bevoegdheid van de ontvanger in belastingzaken
In deze zaak heeft de vennootschap naar Pools recht, Agri, beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Agri had eerder verzet aangetekend tegen een dwangbevel van de Ontvanger van de Belastingdienst, dat was uitgevaardigd op 11 juli 1996, met betrekking tot een naheffingsaanslag van ƒ 8.345.053,--. De Rechtbank te 's-Hertogenbosch verklaarde het verzet ongegrond en de vordering in reconventie van de Ontvanger werd toegewezen. Agri ging in hoger beroep, maar het Hof bekrachtigde het vonnis van de Rechtbank.
In cassatie werd de vraag aan de orde gesteld of het dwangbevel geldig was, gezien het feit dat het was ondertekend door [betrokkene A], die niet het Hoofd van de betrokken eenheid was. Het Hof oordeelde dat, hoewel er geen schriftelijk mandaat was, [betrokkene A] materieel bevoegd was om het dwangbevel uit te vaardigen. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat het ontbreken van een schriftelijk mandaat niet leidde tot de nietigheid van het dwangbevel. De Hoge Raad oordeelde dat Agri geen rechtens te respecteren belang had bij haar beroep op het gebrek aan schriftelijk mandaat, omdat het dwangbevel geldig was en de tenuitvoerlegging rechtmatig.
De Hoge Raad verwierp het beroep van Agri en veroordeelde haar in de kosten van het geding in cassatie. Dit arrest benadrukt de noodzaak van materiële bevoegdheid bij de uitvaardiging van dwangbevelen en de beperkte impact van interne instructienormen op de geldigheid van dergelijke besluiten.