ECLI:NL:HR:2001:AD8121
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen vrijspraak en veroordeling in strafzaak met betrekking tot verduistering en valsheid in geschrift
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 18 juni 1999 uitspraak deed in een strafzaak. De verdachte was eerder vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar werd wel veroordeeld voor verduistering gepleegd door een curator en valsheid in geschrift. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie behandeld, waarbij de advocaat van de verdachte, mr. J.L.E. Marchal, middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal, mr. J.W. Fokkens, heeft geconcludeerd dat het beroep moet worden verworpen.
De Hoge Raad oordeelt dat het beroep van de verdachte niet ontvankelijk is voor zover het gericht is tegen de beslissing van het Hof van 4 februari 1999, omdat de verdachte niet is verschenen en verstek is verleend. De Hoge Raad stelt vast dat de behandeling van de zaak op 7 juni 1999 opnieuw is aangevangen, waarbij de verdachte wel aanwezig was. De Hoge Raad concludeert dat de bestreden uitspraak niet mede is gebaseerd op het onderzoek ter terechtzitting van 4 februari 1999, waardoor de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beroep tegen die beslissing.
De Hoge Raad heeft verder vastgesteld dat er geen sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep, aangezien de raadsman om uitstel had verzocht. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep voor het overige en bevestigt de uitspraak van het Hof, waarbij de verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar en zes maanden.