ECLI:NL:HR:2001:AD7579

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 december 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
36256
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • E. Korthals Altes
  • L. Monné
  • P.J. van Amersfoort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep in cassatie tegen uitspraak van het Gerechtshof inzake onroerendezaakbelastingen en waardering onroerende zaken

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Gravenhage tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 7 juni 2000. De zaak betreft de waardering van de onroerende zaak aan de a-straat 1 te Q voor het tijdvak van 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000. De waarde was vastgesteld op ƒ 150.000, waarop een aanslag in de onroerendezaakbelastingen was opgelegd. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking en aanslag, maar de Directeur der Gemeentebelastingen heeft deze gehandhaafd. Hierop is belanghebbende in beroep gegaan bij het Hof, dat de waarde heeft verminderd tot ƒ 130.000 en de aanslag dienovereenkomstig heeft aangepast. Het College heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze uitspraak van het Hof.

De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 21 december 2001 geoordeeld dat het Hof buiten de rechtsstrijd is getreden door de waarde van de onroerende zaak vast te stellen op ƒ 130.000, terwijl belanghebbende had geconcludeerd tot een vermindering tot ƒ 135.000. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en heeft de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op ƒ 135.000. Tevens is de aanslag verminderd tot een heffingsmaatstaf van ƒ 135.000. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.

Dit arrest is gewezen door de vice-president E. Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren L. Monné en P.J. van Amersfoort, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en is openbaar uitgesproken op 21 december 2001.

Uitspraak

Nr. 36.256
21 december 2001
JV
gewezen op het beroep in cassatie van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Gravenhage (hierna: het College) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 7 juni 2000, nr. BK-98/01891, betreffende na te melden ten aanzien van X te Z gegeven beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en vastgestelde aanslag in de onroerendezaakbelastingen.
1. Beschikking, aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Ten aanzien van belanghebbende is bij beschikking de waarde van de onroerende zaak a-straat 1 te Q voor het tijdvak 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000 vastgesteld op ƒ 150.000. Aan belanghebbende is voorts voor het jaar 1997 wegens het gebruik van voornoemde onroerende zaak, een aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente 's-Gravenhage opgelegd naar de waarde vastgesteld in voormelde beschikking.
Op het door belanghebbende tegen die beschikking en aanslag in één bezwaarschrift gemaakte bezwaar heeft de Directeur der Gemeentebelastingen van de gemeente 's-Gravenhage (hierna: de Directeur) de beschikking en de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft de bij beschikking vastgesteld waarde verminderd tot ƒ 130.000 en de aanslag in de onroerendezaakbelastingen dienovereenkomstig verminderd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Het College heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Het College heeft een conclusie van repliek ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van dupliek ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. De eerste klacht betoogt terecht dat het Hof, door de waarde van de onderwerpelijke onroerende zaak vast te stellen op ƒ 130.000, buiten de rechtsstrijd is getreden. 's Hofs uitspraak en de stukken van het geding laten geen andere gevolgtrekking toe dan dat belanghebbende voor het Hof heeft geconcludeerd tot vermindering van de waarde tot ƒ 135.000. Zulks brengt mee dat tussen partijen vaststond dat de waarde niet minder dan ƒ 135.000 bedroeg. Het stond het Hof derhalve niet vrij een lagere waarde aan te nemen.
3.2. De tweede klacht kan niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klacht niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3.3. Gelet op het hiervoor in 3.1 overwogene kan 's Hofs uitspraak niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht,
vernietigt de uitspraak van de Directeur,
stelt de waarde van de onroerende zaak a-straat 1 te Q vast op ƒ 135.000, en
vermindert de aanslag tot een aanslag naar een heffingsmaatstaf van ƒ 135.000.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E. Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren L. Monné en P.J. van Amersfoort, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2001.