ECLI:NL:HR:2001:AD7366
Hoge Raad
- Cassatie
- G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp
- R. Herrmann
- H.A.M. Aaftink
- A.G. Pos
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie over zorgplicht van bank bij uitvoering van betalingsopdrachten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 december 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Maduro & Curiel's Bank N.V. (MCB) en Lowstate Investments N.V. De zaak betreft de zorgplicht van MCB bij de uitvoering van betalingsopdrachten. MCB had in juli 1990 op verzoek van [betrokkene A] een bedrag van ƒ 118.004,06 overgemaakt van de rekening-courant van Lowstate naar een privé-rekening van [betrokkene A]. Lowstate stelde dat deze overboekingen onrechtmatig waren, omdat [betrokkene A] niet bevoegd was om deze opdrachten te geven. Het Hof had eerder de vorderingen van Lowstate toegewezen, maar MCB ging in cassatie.
De Hoge Raad oordeelde dat MCB niet de vereiste zorgvuldigheid had betracht bij het uitvoeren van de betalingsopdrachten. Ondanks de statutaire bevoegdheid van [betrokkene A] als directeur van Lowstate, waren er duidelijke aanwijzingen dat hij niet de interne bevoegdheid had om de opdrachten te verstrekken. De Hoge Raad verwierp het beroep van MCB en bevestigde de eerdere uitspraak van het Hof, waarbij MCB werd veroordeeld tot betaling van het bedrag aan Lowstate, vermeerderd met rente. Tevens werd MCB in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld.
Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van banken om zorgvuldig om te gaan met betalingsopdrachten, vooral wanneer er aanwijzingen zijn dat de opdrachtgever mogelijk niet bevoegd is. De Hoge Raad bevestigde dat MCB zich niet kon beroepen op haar algemene voorwaarden om haar aansprakelijkheid te ontlopen, gezien de omstandigheden van de zaak.