ECLI:NL:HR:2001:AD7276

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 december 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
388
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P. Lourens
  • C.B. Bavinck
  • J.C. van Oven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake Werkloosheidswet en uitkeringshoogte

In deze zaak gaat het om het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 8 februari 2001. De Centrale Raad had eerder besluiten genomen van het Landelijk instituut sociale verzekeringen, dat als rechtsopvolger van de Bedrijfsvereniging voor het Vervoer fungeert, met betrekking tot de vaststelling van het dagloon waarnaar de aan belanghebbende toegekende uitkering krachtens de Werkloosheidswet wordt berekend. De Hoge Raad beoordeelt in deze uitspraak de ontvankelijkheid van het cassatieberoep.

De Hoge Raad stelt vast dat de in cassatie bestreden uitspraak van de Centrale Raad betrekking heeft op de toepassing van de Werkloosheidswet. Het betreft besluiten die zijn genomen in het kader van deze wet en die zien op de hoogte van de uitkering. De Hoge Raad wijst erop dat tegen uitspraken van de Centrale Raad over deze materie geen beroep in cassatie is opengesteld. Dit betekent dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

Daarnaast behandelt de Hoge Raad de proceskosten. De Hoge Raad oordeelt dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 14 december 2001 door de raadsheer P. Lourens als voorzitter, samen met de raadsheren C.B. Bavinck en J.C. van Oven, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff. Het door belanghebbende betaalde griffierecht van f 160 wordt teruggegeven door de Griffier van de Hoge Raad.

Uitspraak

Nr. 388
14 december 2001
FA
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 8 februari 2001, nrs. 99/1374 WW, 99/4993 WW, 99/4994 WW, 00/1697 WW en 00/1698 WW, betreffende besluiten van het Landelijk instituut sociale verzekeringen, als rechtsopvolger van de Bedrijfsvereniging voor het Vervoer, tot vaststelling van het dagloon waarnaar de aan belanghebbende toegekende uitkering krachtens de Werkloosheidswet wordt berekend.
1. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
De in cassatie bestreden uitspraak van de Centrale Raad betreft de toepassing van de Werkloosheidswet en heeft betrekking op in het kader van die wet genomen besluiten welke zien op de hoogte van een uitkering krachtens meerbedoelde wet. Tegen uitspraken van de Centrale Raad daaromtrent is geen beroep in cassatie opengesteld. Hieruit volgt dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
2. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer P. Lourens als voorzitter, en de raadsheren C.B. Bavinck en J.C. van Oven, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff, en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2001.
Het door belanghebbende als griffierecht betaalde bedrag van f 160 wordt door de Griffier van de Hoge Raad aan belanghebbende teruggegeven.