ECLI:NL:HR:2001:AD6429

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 november 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
36987
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.W.G.M. van Brunschot
  • P. Lourens
  • C.B. Bavinck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de aanslag vennootschapsbelasting en de kostenegalisatiereserve

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's Gravenhage, betreffende een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1995. De belanghebbende, X B.V., had een aanslag opgelegd gekregen van f 196.705, welke aanslag na bezwaar door de Inspecteur werd gehandhaafd. Hierop heeft de belanghebbende beroep ingesteld bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur bevestigde. Tegen deze uitspraak heeft X B.V. cassatie ingesteld.

In cassatie is vastgesteld dat X B.V. in het betreffende jaar een kostenegalisatiereserve had gevormd in verband met het voornemen om pensioenrechten toe te kennen aan haar directeur-enig aandeelhouder. De Inspecteur heeft deze reserve niet aanvaard, omdat er volgens hem geen stellig voornemen was. Het Hof oordeelde dat X B.V. niet had aangetoond dat er een stellig voornemen bestond om de pensioenrechten in dat jaar toe te kennen, en dat de door belanghebbende aangevoerde feiten en omstandigheden niet voldoende waren om dit voornemen te onderbouwen.

De Hoge Raad heeft het oordeel van het Hof bevestigd. Het middel dat door X B.V. werd ingediend, kon niet tot cassatie leiden, omdat het Hof op basis van de door belanghebbende verstrekte toelichting had geoordeeld dat het voornemen tot het toekennen van pensioenrechten te vrijblijvend was. Dit oordeel werd niet als onjuist of onbegrijpelijk beschouwd, en de Hoge Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. De Hoge Raad verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de uitspraak van het Hof.

Uitspraak

Nr. 36.987
30 november 2001
FA
gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te ´s Gravenhage van 30 januari 2001, nr. BK-99/01643, betreffende na te melden aanslag in de vennootschapsbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1995 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van f 196.705, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
Belanghebbende heeft in het onderhavige jaar een kostenegalisatiereserve gevormd in verband met haar voornemen tot het toekennen van pensioenrechten aan haar directeur-enig aandeelhouder.
Bij het vaststellen van de aanslag heeft de Inspecteur de vorming van een kostenegalisatiereserve niet aanvaard wegens het ontbreken van een stellig karakter aan bedoeld voornemen.
3.2. Het Hof heeft met juistheid vooropgesteld dat een redelijke verdeling van de bewijslast meebrengt dat belanghebbende aannemelijk maakt dat sprake is van een stellig voornemen om aan haar directeur een pensioen toe te zeggen.
3.3. Het Hof heeft vervolgens geoordeeld dat belanghebbende niet is geslaagd in het van haar verlangde bewijs nu zij geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die blijk geven van een situatie die haar verhinderde dat zij de pensioenrechten al in het onderhavige jaar zou toekennen en naar aanleiding waarvan toen is volstaan met het kenbaar maken van een voornemen tot het toekennen van pensioenrechten.
Het middel voert terecht aan dat voor het bewijs dat sprake is van een stellig voornemen niet beslissend is of belanghebbende feiten en omstandigheden aanvoert en, indien betwist, aannemelijk maakt, die voor haar aanleiding waren in het onderhavige jaar te volstaan met het opvatten van een voornemen tot het toekennen van pensioenrechten en (nog) niet over te gaan tot het toekennen van zodanige rechten. Dit voornemen kan ook op andere wijze worden aangetoond.
Het middel kan evenwel niet tot cassatie leiden. Het Hof heeft op grond van de door belanghebbende zelf ter zitting verstrekte toelichting dat niet is uitgesloten dat van toekenning van een pensioenaanspraak zal worden afgezien als dat gunstiger is, geoordeeld dat het voornemen tot het toekennen van pensioenrechten te vrijblijvend is, zodat geen sprake is van een stellig voornemen.
Dat oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige in cassatie niet op zijn juistheid worden getoetst. Het is ook niet onbegrijpelijk.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer F.W.G.M. van Brunschot als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier W.G. Heesakkers-Kamerbeek, en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2001.