ECLI:NL:HR:2001:AD6057
Hoge Raad
- Cassatie
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over niet-ontvankelijkheid in beroep tegen aanslag inkomstenbelasting en psychische problemen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 19 september 2000, nr. BK-98/04843. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1993, waarbij belanghebbende een belastbaar inkomen van ƒ 38.355 was opgelegd. Na bezwaar tegen deze aanslag, heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd. Belanghebbende is vervolgens in beroep gegaan bij het Hof, maar de Voorzitter van de eerste meervoudige Belastingkamer heeft hem niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep. Hierop heeft belanghebbende verzet aangetekend, maar het Hof heeft dit verzet ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende cassatie ingesteld.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof onvoldoende rekening heeft gehouden met de psychische problemen en beperkte verstandelijke capaciteiten van belanghebbende, die hij had aangevoerd ter onderbouwing van zijn verzoek om verschoning van de overschrijding van de beroepstermijn. De Hoge Raad stelt vast dat het Hof blijk heeft gegeven van een onjuiste opvatting van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht, door te oordelen dat psychische problemen en beperkte verstandelijke capaciteiten nooit een grond kunnen zijn voor toepassing van dat artikel. Dit oordeel is onvoldoende gemotiveerd.
De Hoge Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling en beslissing op het verzet. Tevens wordt de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende.