ECLI:NL:HR:2001:AD6055

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 november 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
36591
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • E. Korthals Altes
  • L. Monné
  • P.J. van Amersfoort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waarde vaststelling onroerende zaak en saneringskosten

In deze zaak gaat het om de waardebepaling van de onroerende zaak gelegen aan de a-straat 1 te Q, gemeente P, voor het tijdvak van 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000. De waarde was aanvankelijk vastgesteld op ƒ 2.669.000, maar na bezwaar door belanghebbende, X BV, heeft het college van burgemeester en wethouders de waarde verlaagd naar ƒ 1.603.000. Belanghebbende ging in beroep bij het Gerechtshof, dat de uitspraak van het college bevestigde. De Hoge Raad behandelt het cassatieberoep van X BV tegen deze uitspraak van het Hof.

De Hoge Raad stelt vast dat de ondergrond van de onroerende zaak in het verleden als vuilstortterrein is gebruikt, maar dat er inmiddels een golfbaan is aangelegd. De provincie heeft geen plannen voor sanering van het terrein. Belanghebbende betwist de waardebepaling en stelt dat het Hof het risico van toekomstige saneringskosten niet voldoende heeft meegewogen. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof dit risico niet onterecht heeft genegeerd en dat de waardebepaling op de peildatum correct is uitgevoerd. De Hoge Raad concludeert dat de klachten van belanghebbende falen en dat de uitspraak van het Hof niet onbegrijpelijk is.

De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de vice-president E. Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren L. Monné en P.J. van Amersfoort, en is openbaar uitgesproken op 23 november 2001.

Uitspraak

Nr. 36.591
23 november 2001
FA
gewezen op het beroep in cassatie van X BV te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 25 augustus 2000, nr. 99/2043 betreffende na te melden beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken.
1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof
Ten aanzien van belanghebbende is bij beschikking de waarde van de onroerende zaak a-straat 1 te Q, gemeente P, voor het tijdvak 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000 vastgesteld op ƒ 2.669.000 .
Op het door belanghebbende tegen die beschikking gemaakte bezwaar heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente P de waarde nader vastgesteld op ƒ 1.603.000.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de klachten
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
De ondergrond van de onroerende zaak waarvan belanghebbende erfpachter is, was vroeger in gebruik als vuilstortterrein. Aan het eind van de tachtiger jaren is het storten van vuil op het terrein gestaakt, en vervolgens is een golfbaan aangelegd. De provincie heeft geen plannen om het terrein te saneren.
3.2. Het Hof heeft, na te hebben vastgesteld - in cassatie niet bestreden - dat de waardebepaling van de onroerende zaak moet plaatsvinden naar de gecorrigeerde vervangingswaarde en dat de gecorrigeerde vervangingswaarde van de overige bestanddelen van de onroerende zaak niet in geschil is, geoordeeld dat de verontreiniging van de grond van zodanige aard is dat het op te offeren bedrag bij vervanging van de grond door grond welke in vergelijkbare staat verkeert, niet minder dan nihil zal bedragen.
3.3. Belanghebbende bestrijdt dit oordeel met
motiveringsklachten. De klachten falen. In 's Hofs uitspraak valt niet te lezen dat het Hof het risico dat er ooit (hoge) saneringskosten moeten worden gemaakt, buiten beschouwing heeft gelaten. Het Hof heeft echter kennelijk dat risico niet zo hoog gewaardeerd dat daardoor de bij de bepaling van de vervangingswaarde van de onroerende zaak op de peildatum in aanmerking te nemen waarde van de grond minder dan nihil bedraagt. Dat oordeel is van feitelijke aard, niet onbegrijpelijk en behoefde geen nadere motivering dan gegeven, zodat het in cassatie niet met vrucht kan worden bestreden.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E. Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren L. Monné en P.J. van Amersfoort, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2001.