ECLI:NL:HR:2001:AD5786
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de inhouding van loonbelasting en premie volksverzekeringen bij een vennootschap onder firma
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende, die in november 1999 een bedrag van ƒ 6162,33 aan loonbelasting en premie volksverzekeringen heeft ingehouden gekregen. Na afwijzing van zijn verzoek om teruggaaf door de Inspecteur, heeft belanghebbende beroep aangetekend bij het Gerechtshof, dat zijn beroep ongegrond verklaarde. Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat belanghebbende, die werkzaam is voor lokale C-banken, in hoofdzaak vervangingen uitvoert en dat zijn werkzaamheden zijn uitbesteed aan een vennootschap onder firma. De C-bank heeft met deze vennootschap een projectovereenkomst gesloten. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat er sprake is van een gezagsverhouding tussen belanghebbende en de C-bank, wat betekent dat belanghebbende in een privaatrechtelijke dienstbetrekking stond. Dit oordeel is niet onjuist en kan niet in cassatie worden getoetst.
De Hoge Raad concludeert dat het Hof niet ten onrechte heeft geoordeeld dat de beloning van belanghebbende onderworpen is aan de loonbelasting, en dat het bestaan van een dienstbetrekking niet uitgesloten kan worden door de aanwijzingsbevoegdheid van de C-bank. De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door de vice-president en vier raadsheren, en openbaar uitgesproken op 16 november 2001.