ECLI:NL:HR:2001:AD5569
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- F.H. Koster
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van een strafoplegging en verwijzing naar het Gerechtshof te Amsterdam
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 december 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1961 en wonende te [woonplaats], was eerder door de Politierechter veroordeeld tot vier weken gevangenisstraf voor valsheid in geschrift, meermalen gepleegd. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling, waarbij hij verzocht om de gevangenisstraf om te zetten in een geldboete of werkstraf, gezien zijn werk en gezinssituatie. De Advocaat-Generaal Jörg concludeerde dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zou vernietigen, maar alleen voor wat betreft de strafoplegging, en de zaak zou verwijzen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling.
De Hoge Raad oordeelde dat het Gerechtshof niet voldoende had gemotiveerd waarom het aanbod van de verdachte om onbetaalde arbeid te verrichten niet in aanmerking kwam. De Hoge Raad stelde vast dat de motivering van de Politierechter niet voldeed aan de eisen van de wet, aangezien deze niet had uitgelegd waarom de gevangenisstraf noodzakelijk was en het aanbod van de verdachte was afgewezen. Daarom vernietigde de Hoge Raad de bestreden uitspraak en het vonnis van de Politierechter, maar verwierp het beroep voor het overige. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling van de strafoplegging.
Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de rechter bij het opleggen van straffen, vooral wanneer er alternatieven worden aangeboden door de verdachte. De Hoge Raad bevestigt hiermee dat rechters niet alleen de straf moeten opleggen, maar ook moeten onderbouwen waarom alternatieve straffen niet passend zijn.