ECLI:NL:HR:2001:AD5333

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 november 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
36926
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • G.J. Zuurmond
  • F.W.G.M. van Brunschot
  • D.G. van Vliet
  • P. Lourens
  • C.B. Bavinck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van X B.V. tegen uitspraak Gerechtshof inzake vennootschapsbelasting

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 16 januari 2001, betreffende een aanslag in de vennootschapsbelasting. De belanghebbende, X B.V., had eerder beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Inspecteur, die de aanslag had verminderd tot een belastbaar bedrag van f 1.032.210. De Hoge Raad had eerder in een arrest van 1 juli 1998, nr. 33475, BNB 1998/309, de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling.

Het Gerechtshof heeft vervolgens de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd tot f 627.964. Tegen deze uitspraak heeft X B.V. cassatie ingesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling gekeken naar de zakelijke vergoeding voor het verstrekken van een bankgarantie door B AG, waarbij het Hof terecht heeft geoordeeld dat een vergoeding van 33% per jaar van het bedrag waarvoor B AG garant heeft gestaan als zakelijke vergoeding kan worden beschouwd.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de afwegingen van feitelijke aard waarop dit oordeel berust niet onbegrijpelijk zijn en dat het middel faalt. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het beroep ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J. Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, D.G. van Vliet, P. Lourens en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff, en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2001.

Uitspraak

Nr. 36.926
9 november 2001
FA
gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 16 januari 2001, nr. BK-98/02998, betreffende na te melden aanslag in de vennootschapsbelasting.
1. Aanslag en bezwaar
Aan belanghebbende is voor het jaar 1989 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot een aanslag naar een belastbaar bedrag van f 1.032.210.
2. Loop van het geding tot dusverre
Belanghebbende is tegen de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Gerechtshof te Amsterdam. De uitspraak van dit hof van 20 mei 1997 is op het beroep van belanghebbende bij arrest van de Hoge Raad van 1 juli 1998, nr. 33475, BNB 1998/309, vernietigd, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak in meervoudige kamer met inachtneming van dat arrest.
Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd tot een aanslag naar een belastbaar bedrag van f 627.964. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
3. Het tweede geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
4. Beoordeling van het middel
4.1. Het Hof is, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 1 juli 1998, nr. 33475, BNB 1998/309, terecht ervan uitgegaan dat bij het bepalen van een zakelijke vergoeding voor het verstrekken van een bankgarantie door B AG een bedrag in aanmerking dient te worden genomen dat in redelijke verhouding staat tot het door B AG gelopen risico dat zij door de Zwitserse bank zou worden aangesproken indien de T Bank op deze verhaal zou zoeken.
4.2. Het middel richt zich met een aantal motiveringsklachten tegen het oordeel van het Hof dat een vergoeding gelijk aan 33% per jaar van het bedrag waarvoor B AG garant heeft gestaan als zakelijke vergoeding kan worden beschouwd. De afwegingen van feitelijke aard waarop dit oordeel berust, zijn echter niet onbegrijpelijk. Het oordeel is evenmin anderszins ontoereikend gemotiveerd. Het middel faalt derhalve.
5. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
6. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J. Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, D.G. van Vliet, P. Lourens en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff, en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2001.