ECLI:NL:HR:2001:AD5323
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- R. Herrmann
- J.B. Fleers
- A.G. Pos
- P.C. Kop
- O. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het cassatieberoep in arbeidsovereenkomst geschil
In deze zaak heeft eiser tot cassatie, aangeduid als [eiser], verweerster in cassatie, aangeduid als [verweerster], gedagvaard voor het Kantongerecht te Gorinchem. Eiser vorderde diverse bedragen, waaronder loon en vakantietoeslag, op basis van een veronderstelde arbeidsovereenkomst die door verweerster onregelmatig zou zijn beëindigd. De Kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 9 maart 1998 een comparitie van partijen gelast en in een eindvonnis van 25 mei 1998 verweerster veroordeeld tot betaling van een bruto loonbedrag en andere vergoedingen. Verweerster heeft hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Dordrecht, die in een tussenvonnis van 13 oktober 1999 oordeelde dat eiser moest bewijzen dat er een arbeidsovereenkomst was gesloten.
Eiser heeft cassatie ingesteld tegen het tussenvonnis van de Rechtbank. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat eiser niet-ontvankelijk is in zijn beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de onderdelen van het cassatiemiddel niet tot cassatie konden leiden, omdat de Rechtbank niet gebonden was aan een eerder gegeven oordeel in een interlocutoir vonnis. De Hoge Raad heeft eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op ƒ 327,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren R. Herrmann, J.B. Fleers, A.G. Pos en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer O. de Savornin Lohman op 23 november 2001.