ECLI:NL:HR:2001:AD5194

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 december 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03046/00
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen veroordeling voor wederspannigheid met betrekking tot transactiebeleid

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waarbij de verdachte is veroordeeld voor wederspannigheid. De verdachte, geboren in 1969 en thans wonende te 's-Gravenhage, heeft in hoger beroep aangevoerd dat er een transactie aangeboden had moeten worden. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen. De verdachte stelt dat de officier van justitie verplicht was om een transactie aan te bieden, maar de Hoge Raad oordeelt dat de richtlijnen voor transactiebeleid niet dwingend zijn en dat de officier van justitie in bepaalde gevallen kan afwijken van deze richtlijnen.

De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de verdachte op de conclusie van de Advocaat-Generaal. De beoordeling van de middelen laat zien dat de argumenten van de verdachte niet kunnen leiden tot cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep, omdat er geen gronden zijn voor vernietiging van de bestreden uitspraak. Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt, samen met de raadsheren F.H. Koster en A.M.J. van Buchem-Spapens, en is uitgesproken op 4 december 2001.

Uitspraak

4 december 2001
Strafkamer
nr. 03046/00
MA/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 30 maart 2000, nummer 20/001470-99, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969, wonende te [woonplaats] (thans wonende te 's-Gravenhage).
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Breda van 4 februari 1999 - de verdachte ter zake van "wederspannigheid" veroordeeld tot vier weken gevangenisstraf.
2. Geding in cassatie
2.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Deze heeft bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
2.2. De Hoge Raad heeft kennis genomen van het schriftelijk commentaar van de verdachte op de conclusie van de Advocaat-Generaal.
3. Beoordeling van de middelen
3.1. Het primaire onderdeel van het vierde middel klaagt dat "de OvJ niet ontvankelijk is in de procedure omdat deze volgens de richtlijn had moeten kiezen voor een transactie, alvorens een dagvaarding uit te brengen."
3.2. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte, voorzover hier van belang, aangevoerd:
"In deze zaak had mijn inziens eigenlijk een transactie aangeboden dienen te worden."
Voorts houdt een aan dat proces-verbaal gehecht schriftelijk stuk dat blijkens dat proces-verbaal ter terechtzitting in hoger beroep door de verdachte is voorgelezen in:
"Strafmaat:
Bij wederspannigheid is een strafmaat gesteld van een boete van 500,-. De 14 dagen hechtenis zijn dan ook buitenproportioneel. Zie o.a. Bijlage 19 Rtl transactiebeleid misdrijven (...). De 500 is dan ook de maximale transactie, terwijl hier geen sprake is van letsel."
3.3. Het primaire onderdeel van het vierde middel berust, in navolging van hetgeen door de verdachte dienaangaande in hoger beroep is aangevoerd - hiervoor onder 3.2 weergegeven - kennelijk op de opvatting dat "de richtlijn" (waarmee klaarblijkelijk zijn bedoeld de hier toepasselijke "Uitgangspunten transactiebeleid misdrijven" van de
procureurs-generaal bij de gerechtshoven van 23 juni 1987, Stcrt. 1987, 117) de officier van justitie verplicht om in bepaalde gevallen - waaronder volgens de verdachte kennelijk het onderhavige - een transactie aan te bieden. Een zodanige verplichting houden die Uitgangspunten evenwel niet in.
In die uitgangspunten is immers opgenomen:
"6. Uitdrukkelijk zij vermeld dat het hier gaat om uitgangspunten waarvan in een concreet geval kan worden afgeweken. Zo kan de officier van justitie (...) het aanbod van een transactie achterwege laten of besluiten bij de bepaling van de transactievoorwaarden binnen de door de wet gestelde grenzen een van de uitgangspunten afwijkende beslissing nemen."
Ook voor het overige kunnen de middelen niet tot cassatie leiden. Dat behoeft, gezien art. 101a RO, geen nadere motivering nu de middelen in zoverre niet nopen tot de beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of van de rechtsontwikkeling.
4. Slotsom
Nu de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren F.H. Koster en A.M.J. van Buchem-Spapens, in bijzijn van de waarnemend-griffier I.W.P. Verboon, en uitgesproken op 4 december 2001.