ECLI:NL:HR:2001:AD4851
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- D.H. Beukenhorst
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de aanslag inkomstenbelasting en de voorwaarden voor onderhoud van een kind
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1996, die na bezwaar door de Inspecteur was verminderd. De belanghebbende, die in beroep ging bij het Hof, kreeg de aanslag verder verlaagd. De Staatssecretaris ging echter in cassatie tegen deze uitspraak van het Hof.
Het Hof had geoordeeld dat de belanghebbende zijn dochter in belangrijke mate had onderhouden, maar dat niet aannemelijk was gemaakt dat de kosten van het levensonderhoud van de dochter ten minste ƒ 56 per week hadden belopen. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof een onjuiste opvatting heeft gehanteerd over de voorwaarden voor het onderhoud van een kind. Volgens de Hoge Raad moet de bijdrage van de ouder aan de kosten van het levensonderhoud van het kind ten minste ƒ 56 per week bedragen om te kunnen spreken van 'onderhoud in belangrijke mate'.
De Hoge Raad verklaart het beroep van de Staatssecretaris gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en bevestigt de uitspraak van de Inspecteur. De Hoge Raad concludeert dat de aanslag, zoals deze door de Inspecteur was verminderd, niet te hoog is en dat er geen recht op aftrek als buitengewone lasten bestaat. De proceskosten worden niet toegewezen.
Dit arrest is gewezen op 26 oktober 2001 door de vice-president en vier raadsheren, en is openbaar uitgesproken.