ECLI:NL:HR:2001:AD4698
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- Rechtspraak.nl
Belastingheffing van toeslagen voor medisch-sociale kosten voor burger-oorlogsslachtoffers
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 14 januari 2000, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1994. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 91.319 en werd na bezwaar door de Inspecteur gehandhaafd. Het Hof bevestigde deze uitspraak, waarna belanghebbende in cassatie ging en verschillende klachten indiende. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in.
Centraal in deze zaak staat de vraag of de toeslag van ƒ 3000 per jaar voor medisch-sociale kosten, die belanghebbende ontving op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo), als belastingvrije uitkering kan worden aangemerkt. Belanghebbende stelde dat zijn situatie vergelijkbaar was met die van oud-deelnemers aan het (Indisch) verzet en zeelieden-oorlogsslachtoffers, die op basis van een resolutie van de Staatssecretaris van Financiën een belastingvrije toeslag ontvingen. Het Hof oordeelde echter dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel ongegrond was.
De Hoge Raad oordeelde dat de toeslag op grond van artikel 19 van de Wubo een periodieke uitkering van publiekrechtelijke aard is, die onderworpen is aan de heffing van loonbelasting. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof dat het gelijkheidsbeginsel niet was geschonden. De Hoge Raad concludeerde dat het onderscheid tussen de verschillende uitkeringen objectief en redelijk gerechtvaardigd was, en verklaarde het beroep ongegrond. De proceskosten werden niet toegewezen.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E. Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren L. Monné en P.J. van Amersfoort, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2001.