ECLI:NL:HR:2001:AD4620
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Uitlevering van een opgeëiste persoon aan de Bondsrepubliek Duitsland
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te Zwolle, die op 3 januari 2001 de uitlevering van een opgeëiste persoon aan de Bondsrepubliek Duitsland toelaatbaar heeft verklaard. De opgeëiste persoon, geboren in 1968 en ten tijde van het beroep in cassatie verblijvende in de Gevangenis 'Esserheem' te Veenhuizen, was door de Senatsverwaltung für Justiz van Berlijn en de Minister van Justitie van Hamburg gevraagd om te worden uitgeleverd. De Rechtbank had de uitlevering toegestaan voor de uitvoering van een vrijheidsstraf opgelegd door het Landgericht Berlijn op 18 september 1998, en voor vervolging van feiten zoals omschreven in een Haftbefehl van het Amtsgericht Hamburg van 21 augustus 2000.
De Hoge Raad oordeelt dat het middel van cassatie niet kan leiden tot vernietiging van de bestreden uitspraak. De Hoge Raad bevestigt dat de Rechtbank de uitlevering toelaatbaar heeft verklaard, maar uitsluitend voor de eerder genoemde doeleinden. De Hoge Raad neemt in overweging dat de raadsman van de opgeëiste persoon op de zitting van de Rechtbank op 20 december 2000 heeft verklaard namens de opgeëiste persoon op te treden, wat betekent dat de verklaring als bedoeld in de Uitleveringswet is afgelegd.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Machielse was dat de bestreden uitspraak gedeeltelijk vernietigd moest worden, maar de Hoge Raad oordeelt dat het beroep moet worden verworpen. De Hoge Raad wijst erop dat het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid en rechtsontwikkeling. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep, en dit arrest is uitgesproken op 30 oktober 2001.