ECLI:NL:HR:2001:AD4481
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de veroordeling wegens het toelaten van onverzekerd rijden met een motorrijtuig
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 november 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Roermond. De verdachte was veroordeeld voor het toelaten dat met zijn motorrijtuig werd gereden zonder dat hiervoor een verzekering was afgesloten, in strijd met de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen. De verdachte had in hoger beroep verklaard dat hij niet zelf in de auto had gereden en dat de sleutels zonder zijn toestemming waren genomen door een derde. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring onvoldoende was gemotiveerd, omdat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kon worden afgeleid dat de verdachte daadwerkelijk toestemming had gegeven voor het rijden met het motorrijtuig. De Hoge Raad vernietigde daarom de bestreden uitspraak en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor herbehandeling.
De zaak betreft een belangrijke overweging over de interpretatie van het begrip 'toelaten' in de context van de WAM. De Hoge Raad benadrukte dat er sprake moet zijn van uitdrukkelijke of stilzwijgende toestemming van de bezitter van het motorrijtuig. De verklaring van de verdachte, waarin hij stelde dat hij niet had toegestaan dat met zijn auto werd gereden, werd door de Hoge Raad als voldoende geacht om de bewezenverklaring in twijfel te trekken. Dit arrest heeft implicaties voor toekomstige zaken waarin de vraag naar toestemming en aansprakelijkheid aan de orde is.