ECLI:NL:HR:2001:AD4377
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Cortens
- A.M.M. Orie
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de strafoplegging in een cassatiezaak betreffende overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 oktober 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, Economische Kamer, van 10 mei 2000. De verdachte, een rechtspersoon, was eerder veroordeeld voor het overtreden van de Wet arbeid vreemdelingen, waarbij het Hof de verdachte ter zake van drieëntwintig overtredingen een geldboete had opgelegd. De verdachte heeft cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door mr. F.G.L. van Ardenne, advocaat te Barendrecht. De waarnemend Advocaat-Generaal Keijzer heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar enkel voor wat betreft de strafoplegging, en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling van de straf.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het Hof de strafoplegging niet naar de eisen van de wet had gemotiveerd. De verdediging had aangevoerd dat de financiële positie van de verdachte slecht was en dat dit niet voldoende was meegewogen in de strafoplegging. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof had moeten motiveren waarom de verdachte in staat werd geacht de opgelegde geldboetes te betalen, gezien de omstandigheden die door de verdediging waren aangevoerd.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de bestreden uitspraak vernietigd, maar enkel voor wat betreft de strafoplegging. De zaak is verwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, zodat de straf opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Het beroep is voor het overige verworpen, wat betekent dat de andere aspecten van de uitspraak van het Hof in stand blijven.