ECLI:NL:HR:2001:AD4362
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- F.H. Koster
- A.M.M. Orie
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de bestreden uitspraak met betrekking tot de hoogte van de opgelegde geldboete en de duur van de vervangende hechtenis in een strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 november 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1972 en woonachtig in de Verenigde Staten, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage. Het Hof had de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een geldboete van vijftienhonderd gulden, subsidiair dertig dagen hechtenis, wegens het opzettelijk onttrekken van goederen aan beslag. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, waarbij mr. G.P. Hamer en mr. A.M. Kengen als advocaten optraden.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde geldboete en de duur van de vervangende hechtenis. De geldboete is verminderd tot fl. 1.350,- en de duur van de vervangende hechtenis tot 27 dagen. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn in de cassatiefase was overschreden, wat aanleiding gaf tot strafvermindering. De klacht van de verdachte dat het Hof de zaak ten onrechte bij verstek had behandeld, werd verworpen, omdat de dagvaarding op wettige wijze was betekend aan het opgegeven adres in de Verenigde Staten.
De Hoge Raad concludeerde dat er geen redenen waren om de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, en heeft het beroep voor het overige verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, waarbij één raadsheer niet in staat was het arrest te ondertekenen.