ECLI:NL:HR:2001:AD4339
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatig verkregen bewijs en de machtiging tot binnentreden in een woning
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 november 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was eerder veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, waarbij hij een hennepplantage in zijn woning had. De verdachte stelde dat het bewijs onrechtmatig was verkregen, omdat de politie zonder geldige machtiging zijn woning was binnengetreden. Het Hof had de verweren van de verdachte verworpen, maar de Hoge Raad oordeelde anders.
De Hoge Raad oordeelde dat de machtiging tot binnentreden niet expliciet voorzag in het binnentreden bij afwezigheid van de bewoner. De Hoge Raad stelde vast dat de politie de woning van de verdachte had betreden terwijl hij niet thuis was, en dat de machtiging niet de noodzakelijke voorwaarden bevatte om dit te rechtvaardigen. De Hoge Raad concludeerde dat het oordeel van het Hof dat de politie niet onrechtmatig had gehandeld, onbegrijpelijk was.
Daarom vernietigde de Hoge Raad de bestreden uitspraak en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem, zodat de zaak opnieuw kon worden berecht. Dit arrest benadrukt het belang van de juiste toepassing van de Algemene wet op het binnentreden en de noodzaak van een geldige machtiging bij het betreden van een woning, vooral in situaties waarin de bewoner afwezig is.