ECLI:NL:HR:2001:AD4305
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.P. Balkema
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de bestreden uitspraak en strafvermindering in cassatiezaak betreffende Opiumwet en diefstal
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 oktober 2001 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1968, was eerder veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en voor diefstal gepleegd door twee of meer verenigde personen. Het Hof had de verdachte veroordeeld tot het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte voor de duur van 180 uren, in plaats van vier maanden gevangenisstraf, en daarnaast tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een geldboete van tienduizend gulden, subsidiair éénhonderd dagen hechtenis.
De verdachte heeft op 24 februari 1999 beroep in cassatie ingesteld. De Advocaat-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zou moeten vernietigen, maar uitsluitend ten aanzien van de strafoplegging. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, is overschreden, wat aanleiding geeft tot strafvermindering.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar alleen wat betreft het aantal uren onbetaalde arbeid. Het aantal uren is verminderd tot 162. Het beroep is voor het overige verworpen. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door vice-president C.J.G. Bleichrodt, samen met raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens en J.P. Balkema, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend-griffier H.H.A. de Nijs.