ECLI:NL:HR:2001:AD4059

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 oktober 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
36456
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • G.J. Zuurmond
  • F.W.G.M. van Brunschot
  • D.G. van Vliet
  • P. Lourens
  • C.B. Bavinck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag omzetbelasting en cassatieprocedure

In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die aan belanghebbende is opgelegd voor het tijdvak van 1 maart 1997 tot en met 31 maart 1997. De naheffingsaanslag bedroeg f 442.639 aan enkelvoudige belasting, met een verhoging van de nageheven belasting van honderd procent. De Inspecteur heeft bij het vaststellen van de aanslag geen kwijtschelding verleend. Na bezwaar van de belanghebbende heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag en de beschikking inzake de verhoging gehandhaafd. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij het Hof.

Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de naheffingsaanslag, zoals deze ambtshalve was verminderd tot f 187.284 aan enkelvoudige belasting, gehandhaafd. De beschikking inzake de verhoging is gewijzigd naar vijftig procent. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende cassatie ingesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft geen nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep ongegrond verklaard.

Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J. Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, D.G. van Vliet, P. Lourens en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff, en is openbaar uitgesproken op 5 oktober 2001.

Uitspraak

Hoge Raad der Nederlanden
D e r d e K a m e r
Nr. 36.456
5 oktober 2001
JMH
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X (h.o.d.n. A) te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 23 juni 2000, nr. 98/05202, betreffende na te melden naheffingsaanslag in de omzetbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 maart 1997 tot en met 31 maart 1997 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd ten bedrage van f 442.639 aan enkelvoudige belasting met een verhoging van de nageheven belasting van honderd percent, van welke verhoging de Inspecteur bij het vaststellen van de aanslag geen kwijtschelding heeft verleend. Na door belanghebbende gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij gezamenlijke uitspraak de naheffingsaanslag en de beschikking inzake de verhoging gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Bij ambtshalve gegeven beschikking is nadien de aanslag verminderd tot op f 187.284 aan enkelvoudige belasting onder handhaving van een verhoging van honderd percent.
Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de naheffingsaanslag zoals die ambtshalve is verminderd gehandhaafd, en de beschikking inzake de verhoging gewijzigd in die zin dat de verhoging wordt vastgesteld op vijftig percent. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J. Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, D.G. van Vliet, P. Lourens en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff, en in het openbaar in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2001.