ECLI:NL:HR:2001:AD3893
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- Rechtspraak.nl
Naheffingsaanslag parkeerbelasting en kostenonderbouwing
In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan belanghebbende is opgelegd door de gemeente [Z] op 10 maart 1998. De naheffingsaanslag bedroeg ƒ 67, waarvan ƒ 2 aan enkelvoudige belasting en ƒ 65 aan kosten. Na bezwaar tegen deze aanslag heeft de Directeur der Gemeentebelastingen de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Directeur, waarop belanghebbende cassatie instelde.
In cassatie werd het middel van belanghebbende beoordeeld. Onderdeel 2 van het middel richtte zich tegen de oordelen van het Hof over de ramingsprocedure van de kosten zoals voorgeschreven in het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen. Belanghebbende had aangevoerd dat de werkelijke kosten lager waren dan het in rekening gebrachte bedrag. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet had mogen aannemen dat de Directeur voldoende bewijs had geleverd voor de hoogte van de kosten, aangezien er geen inzicht was gegeven in de componenten van de raming.
De Hoge Raad verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens werd de gemeente [Z] veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten aan belanghebbende, vastgesteld op ƒ 710 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest is gewezen op 28 september 2001.