ECLI:NL:HR:2001:AD3891
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslag inkomstenbelasting en procesrechtelijke klachten
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 20 oktober 2000, betreffende een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1995. Aan belanghebbende was aanvankelijk een aanslag van nihil opgelegd, maar later volgde een navorderingsaanslag naar een belastbaar inkomen van f 87.177. Na bezwaar van belanghebbende werd deze aanslag verminderd tot f 54.299. Het Hof verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarop hij cassatie instelde.
De Hoge Raad behandelt verschillende klachten van belanghebbende, waaronder de stelling dat hij geen eerlijk proces heeft gehad omdat hij door ziekte niet aanwezig kon zijn bij de mondelinge behandeling. De Hoge Raad oordeelt dat er geen verzoek tot uitstel is gedaan, waardoor deze klacht niet tot cassatie kan leiden. Daarnaast wordt de klacht behandeld dat het Hof niet had mogen oordelen dat belanghebbende te kwader trouw was, zonder hem persoonlijk te horen. De Hoge Raad stelt vast dat deze opvatting geen steun vindt in het recht.
Verder wordt een klacht besproken over het niet in aanmerking nemen van een verzoek tot herziening van een eerdere navorderingsaanslag. De Hoge Raad concludeert dat deze klacht ook faalt, omdat pas na een eventuele wijziging van die aanslag gevolgen kunnen worden verbonden aan de onderhavige navorderingsaanslag. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J. Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, D.G. van Vliet, P. Lourens en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff, en in het openbaar uitgesproken op 28 september 2001.