ECLI:NL:HR:2001:AD3889
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- D.H. Beukenhorst
- L. Monné
- Rechtspraak.nl
Cassatie inzake aanslag inkomstenbelasting en dubbele belasting met betrekking tot Amerikaanse uitkering
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 10 mei 2000, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1997. De aanslag, opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 59.549, werd na bezwaar door de Inspecteur gehandhaafd. Het Hof bevestigde deze uitspraak, waarna belanghebbende cassatie instelde. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in, en belanghebbende een conclusie van repliek.
De Hoge Raad behandelt de klachten van belanghebbende, die onder andere aanvoert dat de berekening van de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting niet in overeenstemming is met het Belastingverdrag Nederland - VS van 18 december 1992. Het Verdrag wijst in artikel 19, lid 4, het heffingsrecht over de uitkering aan de VS toe, maar artikel 25, lid 1, staat Nederland toe om dergelijke uitkeringen in de belastingheffing te betrekken. Artikel 25, lid 2, vereist echter dat Nederland een in de VS belaste uitkering vrijstelt van belastingheffing door een vermindering van belasting toe te staan.
De Hoge Raad oordeelt dat de berekeningsmethode van de vrijstelling, zoals vastgelegd in het Besluit voorkoming dubbele belasting 1989, van toepassing is. De Hoge Raad concludeert dat de berekening van de vrijstelling niet in strijd is met het Verdrag, en dat Nederland de vrijheid heeft om de vermindering ter voorkoming van dubbele belasting te berekenen volgens de Nederlandse wetgeving. De overige klachten van belanghebbende falen eveneens, en de Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep ongegrond, en dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 28 september 2001 door de vice-president en de raadsheren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier.