ECLI:NL:HR:2001:AD3568
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de toepassing van het tarief voor motorrijtuigenbelasting en de definitie van kampeerauto
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 september 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de motorrijtuigenbelasting. De belanghebbende had een verzoek ingediend bij de Inspecteur om toepassing van een specifiek tarief op basis van artikel 30 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994. De Inspecteur heeft dit verzoek afgewezen, waarna de belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de afwijzing van de Inspecteur, waarop de belanghebbende cassatie heeft ingesteld.
De Hoge Raad heeft het beroep gegrond verklaard en de uitspraak van het Hof vernietigd. De zaak is verwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat de door het Hof geformuleerde voorwaarde dat een persoon van gemiddelde lengte in het motorrijtuig rechtop moet kunnen staan, geen grondslag vindt in de wet. Dit oordeel is gebaseerd op de tekst van artikel 2, letter g, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 en de geschiedenis van de wetgeving.
De Hoge Raad heeft tevens bepaald dat de Staatssecretaris van Financiën de kosten van het geding in cassatie moet vergoeden, inclusief het griffierecht en de kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige interpretatie van wettelijke bepalingen en de rol van de rechterlijke macht in het waarborgen van rechtszekerheid en rechtsontwikkeling.