ECLI:NL:HR:2001:AD3567
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- F.W.G.M. van Brunschot
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 13 juni 2000, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1994. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 91.639. Na bezwaar tegen deze aanslag, heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, waarop belanghebbende cassatie instelde.
In de cassatieprocedure klaagt belanghebbende dat het Hof de inbrengwaarde onjuist heeft weergegeven. Hij stelde in zijn beroepschrift voor het Hof dat de inbrengwaarde gelijk moest zijn aan de economische verkeerswaarde, terwijl het Hof oordeelde dat deze waarde moest worden gesteld op het bedrag dat hij zou moeten uitgeven voor de aanschaf van de ingebrachte zaken op het moment van de inbreng. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof in dit opzicht inderdaad een onjuiste weergave heeft gegeven, maar dat dit niet leidt tot cassatie. Het Hof had immers verder geoordeeld dat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat de waarde in het economische verkeer van de ingebrachte zaken hoger was dan het bedrag dat de Inspecteur in aanmerking had genomen. Dit oordeel is feitelijk van aard en kan in cassatie niet op zijn juistheid worden getoetst.
Daarnaast oordeelt de Hoge Raad dat het middel voor het overige ook niet tot cassatie kan leiden, omdat het geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J. Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot en C.B. Bavinck, en is openbaar uitgesproken op 21 september 2001.