ECLI:NL:HR:2001:AD3557
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- P.J. van Amersfoort
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de waardering van onroerende zaken en de bevoegdheid van de directeur Gemeentebelastingen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 8 juni 2000, betreffende de beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken. De waarde van de onroerende zaak aan de a-straat 1 te Z was vastgesteld op ƒ 58.000 voor het tijdvak van 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000. De directeur Gemeentebelastingen van de gemeente Amsterdam handhaafde deze beschikking na bezwaar van belanghebbende. Hierop volgde een beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de directeur bevestigde. Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad beoordeelt de middelen die door belanghebbende zijn ingediend. Het eerste en derde middel worden verworpen, omdat deze niet leiden tot cassatie en geen nadere motivering vereisen volgens artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie. Het tweede middel, dat zich richt tegen het oordeel van het Hof over de bevoegdheid van de directeur Gemeentebelastingen, wordt eveneens verworpen. De Hoge Raad stelt vast dat de directeur bevoegd was om uitspraak te doen op het bezwaarschrift, zoals bepaald in de Wet waardering onroerende zaken en de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
De Hoge Raad concludeert dat er geen termen zijn voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is uitgesproken op 21 september 2001 door de raadsheer D.H. Beukenhorst als voorzitter, samen met de raadsheren P.J. van Amersfoort en J.W. van den Berge, in aanwezigheid van waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma.