ECLI:NL:HR:2001:AB3296
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van douaneambtenaren bij controle op cocaïne in container
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarbij de verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte, geboren in 1944 en ten tijde van de uitspraak gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Noordsingel' te Rotterdam, heeft beroep in cassatie ingesteld na een veroordeling tot vijf jaar gevangenisstraf. De zaak betreft de vraag naar de bevoegdheid van douaneambtenaren om een container te controleren waarin cocaïne is aangetroffen. De verdediging stelt dat de controle onrechtmatig was, omdat er geen Nederlandse belastingen of heffingen in het geding waren, en dat de vondst van de cocaïne als bewijs uitgesloten moest worden.
De Hoge Raad oordeelt dat de douaneambtenaren bevoegd waren om de container te controleren, aangezien deze vanuit zee Nederland binnenkwam. Het Hof had terecht geoordeeld dat de aanwezigheid van narcoticaspeurhonden niet betekent dat de controle uitsluitend gericht was op de Opiumwet. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak enkel wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, die wordt verminderd tot vier jaren en negen maanden. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige en concludeert dat de redelijke termijn van behandeling in cassatie is overschreden, wat leidt tot strafvermindering.