ECLI:NL:HR:2001:AB3224
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Aanslag inkomstenbelasting en aftrekbaarheid kosten kinderopvang
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, die op 17 mei 2000 werd gedaan. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1996, waarbij belanghebbende een belastbaar inkomen van ƒ 191.546 had. Na bezwaar tegen de aanslag, handhaafde de Inspecteur deze, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot het cassatieberoep.
Belanghebbende, die als boordwerktuigkundige werkzaam was, was weduwnaar en had een zoon die op 30 november 1988 was geboren. Vanwege zijn werk was hij vaak van huis, en tijdens zijn afwezigheid werd zijn zoon verzorgd door een kinderverzorgster. De Inspecteur had de kosten van deze kinderopvang niet in aftrek toegelaten bij het vaststellen van de aanslag. Het Hof oordeelde dat de kosten van kinderopvang niet als buitengewone lasten konden worden aangemerkt, omdat er geen sprake was van beroepsmatige kinderopvang.
De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof. Het stelde vast dat de kosten van kinderopvang volgens de wetgeving niet aftrekbaar zijn, tenzij het gaat om beroepsmatige kinderopvang. De Hoge Raad oordeelde dat de wetgever bewust de aftrek van uitgaven voor kinderopvang heeft beperkt tot beroepsmatige kinderopvang, en dat er geen schending van het gelijkheidsbeginsel was, ook niet in het geval dat er geen beroepsmatige kinderopvang beschikbaar was. De Hoge Raad verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten.