ECLI:NL:HR:2001:AB2939

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 oktober 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01704/00
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.J.G. Bleichrodt
  • J.P. Balkema
  • A.J.A. van Dorst
  • B.C. de Savornin Lohman
  • E.J. Numann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging van een ambtenaar door middel van geschrift en feitelijkheden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 oktober 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte was eerder door het Hof veroordeeld voor eenvoudige belediging van een ambtenaar in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening. De belediging vond plaats door middel van een brief waarin beledigende woorden stonden, alsook door het bijvoegen van een zakje met kattenstront. Het Hof had geoordeeld dat de combinatie van de brief en het zakje als belediging door middel van geschrift moest worden beschouwd, ondanks dat de verdachte niet fysiek aanwezig was bij de ambtenaar op het moment van de belediging.

De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof bevestigd en geoordeeld dat de uitleg van de tenlastelegging door het Hof niet onbegrijpelijk was. De Hoge Raad oordeelde dat de grondslag van de tenlastelegging niet was verlaten en dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak van het Hof derhalve bevestigd en het beroep verworpen. Dit arrest benadrukt de nuances in de beoordeling van belediging, vooral wanneer deze plaatsvindt door middel van geschrift en feitelijkheden, en de vereisten die daarbij komen kijken.

Uitspraak

9 oktober 2001
Strafkamer
nr. 01704/00
SO/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie
tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 8 februari 2000, nummer 24/000374-99, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Groningen van 12 april 1999 - de verdachte ter zake van "eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening" veroordeeld tot een geldboete van tweehonderd gulden, subsidiair vier dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
2.Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.G. Holtz, advocaat te Groningen, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
3.Beoordeling van het eerste middel
3.1. Het middel strekt ten betoge dat het Hof niet heeft beslist op de grondslag van de tenlastelegging.
3.2.1. Aan de verdachte is bij de inleidende dagvaarding tenlastegelegd dat
"hij op of omstreeks 10 februari 1998, althans in of omstreeks februari 1998, in de gemeente Eemsmond, althans in het arrondissement Groningen, opzettelijk een ambtenaar, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, althans een persoon, te weten [de ambtenaar], heeft beledigd door toen aldaar opzettelijk beledigend bij geschrift, namelijk door middel van een door verdachte aan die [de ambtenaar] toegezonden en/of aangeboden brief en welke brief door die [de ambtenaar] werd ontvangen en gelezen, die [de ambtenaar] toe te voegen de woorden "Gefeliciteerd Door jou baan weten heel veel nederlanders op welke plek ze staan Mooi hé einselganger Maar als jij je werk goed had gedaan wist je nou eindelijk het verschil tussen fraude en fraude: Daarom dit cadeau [verdachte]", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking,
en/of
opzettelijk genoemde ambtenaar, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, althans genoemde persoon, te weten [de ambtenaar], door een feitelijkheid, namelijk door middel van een bij vorengenoemde brief gevoegd zakje, inhoudende kattenstront, althans een stinkende substantie, en welk zakje met de hiervoor genoemde inhoud als gevoegd bij de hiervoor genoemde brief door die [de ambtenaar] werd ontvangen, althans door middel van een feitelijkheid van gelijke beledigende aard en/of strekking, heeft beledigd".
3.2.2. Het Hof heeft bewezenverklaard dat:
"hij op 10 februari 1998 in de gemeente Eemsmond, opzettelijk een ambtenaar, ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten [de ambtenaar], heeft beledigd door toen aldaar opzettelijk beledigend bij geschrift, namelijk door middel van een door de verdachte aan die [de ambtenaar] aangeboden brief en welke brief door die [de ambtenaar] werd ontvangen en gelezen, die [de ambtenaar] toe te voegen de woorden "Gefeliciteerd Door jou baan weten heel veel nederlanders op welke plek ze staan Mooi hé einselganger Maar als jij je werk goed had gedaan wist je nou eindelijk het verschil tussen fraude en fraude: Daarom dit cadeau [verdachte]", en door middel van een bij vorengenoemde brief gevoegd zakje, inhoudende kattenstront, en welk zakje met de hiervoor genoemde inhoud als gevoegd bij de hiervoor genoemde brief door die [de ambtenaar] werd ontvangen".
3.2.3. Het Hof heeft onder het hoofd "Kwalificatie" overwogen:
"Het hof overweegt, dat, in tegenstelling tot belediging door middel van geschrift, ingeval belediging tot uitdrukking wordt gebracht door middel van feitelijkheden, de tegenwoordigheid van diegene die beledigd wordt, is vereist. Het hof overweegt voorts dat in casu de brief en het bij die brief gevoegde zakje kattenstront te samen moeten worden beschouwd als beledigend door middel van geschrift (...)".
3.3 Het Hof heeft de tenlastelegging aldus uitgelegd dat deze mede omvat het bij geschrift met het daarbij gevoegde zakje beledigen van een ambtenaar in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening. Deze uitleg staat, gelet op de opbouw van de tenlastelegging in haar geheel en het onderling verband van haar onderdelen, niet zozeer op gespannen voet met haar bewoordingen, dat deze uitleg daardoor onbegrijpelijk is. Omdat deze aan de feitenrechter is overgelaten, is voor een verdere toetsing in cassatie geen plaats. Uit het vorenstaande volgt dat de grondslag van de tenlastelegging niet is verlaten, zodat het middel faalt.
4.Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 101a RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5.Slotsom
Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
6.Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema, A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman en E.J. Numann in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 9 oktober 2001.