ECLI:NL:HR:2001:AB2903
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Cassatie over vervangingsreserve en vennootschapsbelasting in fiscale eenheid
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 december 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure van X N.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1994, waarbij belanghebbende een belastbaar bedrag van ƒ 12.221.000 was opgelegd. Na bezwaar door belanghebbende handhaafde de Inspecteur de aanslag, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de uitspraak van de Inspecteur. Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de Advocaat-Generaal P.J. Wattel op 29 mei 2001 heeft geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep. De kern van het geschil betreft de vraag of er sprake is van vervanging in de zin van artikel 14 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Dit artikel stelt dat een verworven bedrijfsmiddel in de plaats moet komen van een afgestoten bedrijfsmiddel, waarbij het verworven bedrijfsmiddel eenzelfde bedrijfseconomische functie moet vervullen als het afgestoten bedrijfsmiddel.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat er geen sprake was van vervanging, ondanks dat de economische functie van de panden Z in de onderneming van belanghebbende gelijk bleef. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en de uitspraak van de Inspecteur, en verlaagde de aanslag tot nihil. Tevens werd de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld tot vergoeding van griffierechten en proceskosten aan belanghebbende. Dit arrest benadrukt de voorwaarden waaronder vervangingsreserves kunnen worden toegepast in de vennootschapsbelasting, en bevestigt dat de economische functie van bedrijfsmiddelen cruciaal is voor de toepassing van de vervangingsreserve.