ECLI:NL:HR:2001:AB2877
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Uitlevering van verdachte aan de Verenigde Staten van Amerika in verband met drugsmisdrijven
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 augustus 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van de Arrondissementsrechtbank te Zwolle, die op 7 februari 2001 de uitlevering van een verdachte aan de Verenigde Staten van Amerika toelaatbaar had verklaard. De verdachte, geboren in 1974 en ten tijde van de uitspraak gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Grittenborgh' te Hoogeveen, werd verdacht van samenzwering om XTC (MDMA) in te voeren in de Verenigde Staten. De uitlevering werd verzocht in het kader van een strafrechtelijk onderzoek door de Amerikaanse autoriteiten, waarbij de verdachte werd beschuldigd van feiten die zowel onder de Amerikaanse als Nederlandse wetgeving strafbaar zijn.
De Hoge Raad heeft de conclusie van de waarnemend Advocaat-Generaal Keijzer gevolgd, die stelde dat de bestreden uitspraak van de Rechtbank niet voldoende duidelijkheid bood over de feiten waarvoor de uitlevering was toegestaan. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de Rechtbank in strijd met de Uitleveringswet niet voldoende had gemotiveerd welke feiten aan de uitlevering ten grondslag lagen. De Hoge Raad heeft daarom de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend voor zover deze de feiten waarvoor de uitlevering toelaatbaar was, niet voldoende had gespecificeerd.
De Hoge Raad heeft de uitlevering van de verdachte aan de Verenigde Staten toelaatbaar verklaard voor de feiten zoals omschreven in de Superseding indictment van 3 augustus 2000. Tevens heeft de Hoge Raad de toepasselijke wetsbepalingen, waaronder artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen van de Opiumwet, expliciet vermeld. De overige klachten van de verdachte zijn door de Hoge Raad verworpen, omdat deze niet tot cassatie konden leiden. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de Rechtbank bij uitleveringszaken.