ECLI:NL:HR:2001:AB2771

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 juli 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
36149
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • E. Korthals Altes
  • P.J. van Amersfoort
  • J.W. van den Berge
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over naheffingsaanslag in de overschotheffing en toepassing van gereduceerd tarief

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 24 maart 2000, betreffende een naheffingsaanslag in de overschotheffing voor het jaar 1995. De naheffingsaanslag, opgelegd door het hoofd van het bureau heffingen van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bedroeg ƒ 3180 zonder verhoging. Na bezwaar tegen deze aanslag, heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, waarop belanghebbende cassatie instelde.

In cassatie was de enige vraag of belanghebbende aanspraak kon maken op het gereduceerde tarief, zoals bedoeld in artikel 3 van de Regeling differentiatie overschotheffing II. Het Hof had deze vraag ontkennend beantwoord, omdat het gereduceerde tarief alleen kan worden toegepast als er volledig en tijdig ingezonden afleveringsbewijzen zijn, wat in dit geval niet was gebeurd. Belanghebbende had geen afleveringsbewijzen ingediend voor het onderhavige jaar, en deze vaststelling werd in cassatie niet betwist.

De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht de toepassing van het gereduceerde tarief had afgewezen. De klachten van belanghebbende, die zich richtten tegen het oordeel van het Hof, werden verworpen. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaarde het beroep ongegrond. Dit arrest is uitgesproken op 24 juli 2001 door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

Nr. 36.149
24 juli 2001
JV
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 24 maart 2000, nr. 1271/98, betreffende na te melden naheffingsaanslag in de overschotheffing.
1. Naheffingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1995 een naheffingsaanslag in de overschotheffing opgelegd ten bedrage van ƒ 3180 zonder verhoging, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van het hoofd van het bureau heffingen van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij te Q (hierna: de Inspecteur) is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur bevestigd.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (hierna: de Minister) heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Minister heeft een conclusie van dupliek ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. In cassatie is nog slechts in geschil of belanghebbende aanspraak kan maken op toepassing van het gereduceerde tarief, bedoeld in artikel 3 van de Regeling differentiatie overschotheffing II. Het Hof heeft die vraag ontkennend beantwoord, omdat dat tarief volgens artikel 6a van die regeling slechts kan worden toegepast als de afzet van dierlijke meststoffen blijkt uit volledig en tijdig ingezonden afleveringsbewijzen als bedoeld in artikel 8 van het Besluit mestbank en mestboekhouding, en tussen partijen voor het Hof niet in geschil was, dat belanghebbende over het onderhavige jaar geen afleveringsbewijzen had ingestuurd.
3.2. Uitgaande van die laatste vaststelling, die in cassatie niet wordt betwist, heeft het Hof, gelet op het bepaalde in het voormelde artikel 6a, terecht toepassing van het gereduceerde tarief afgewezen. De klachten van belanghebbende, die zijn gericht tegen het oordeel van het Hof dat belanghebbende geen aanspraak kan maken op toepassing van dat gereduceerde tarief, falen derhalve.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E. Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren P.J. van Amersfoort en J.W. van den Berge, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2001.