ECLI:NL:HR:2001:AB2767
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- A.G. Pos
- D.H. Beukenhorst
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag loonbelasting en premie volksverzekeringen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, die op 28 september 1999 werd gedaan in verband met een naheffingsaanslag in de loonbelasting en premie volksverzekeringen. De naheffingsaanslag, opgelegd over het tijdvak van 1 januari 1997 tot en met 31 juli 1997, bedroeg ƒ 28.215 en werd gehandhaafd na bezwaar door de Inspecteur. X B.V. ging in beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur bevestigde. Hierna heeft X B.V. cassatie ingesteld.
De Advocaat-Generaal Wattel concludeerde tot gegrondverklaring van het beroep en tot vernietiging van de uitspraak van het Hof en de naheffingsaanslag. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in. De Hoge Raad heeft de klachten van X B.V. beoordeeld, waarbij het Hof had geoordeeld dat het enkelvoudige tarief van artikel 31, lid 3, letter b, van de Wet op de loonbelasting 1964 niet van toepassing was op het bovenmatige deel van de reiskostenvergoedingen die aan gedetacheerde werknemers waren verstrekt.
De Hoge Raad overweegt dat de onmiddellijke werking van artikel 31 van de Wet betekent dat dit artikel ook van toepassing is op loonbestanddelen die vóór 1 januari 1997 zijn genoten, maar pas na deze datum in de heffing van de loonbelasting zijn betrokken. De Hoge Raad concludeert dat het bovenmatige deel van de reiskostenvergoedingen niet kan worden gerekend tot de eindheffingsbestanddelen als bedoeld in artikel 31, lid 2, aanhef en letter e, en dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.