ECLI:NL:HR:2001:AB2743
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- R. Herrmann
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Faillissementsverklaring en de voorwaarden voor betalingsonmacht
In deze zaak heeft verzoekster tot cassatie, aangeduid als [verzoekster], op 23 oktober 2000 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank te 's-Gravenhage om verweerder in cassatie, aangeduid als [verweerder], in staat van faillissement te verklaren. De Rechtbank heeft op 13 december 2000 het verzoek tot faillietverklaring afgewezen, ondanks dat [verweerder] de hoofdvordering erkende. Verzoekster heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 20 maart 2001 de beschikking van de Rechtbank heeft bekrachtigd.
Tegen deze beslissing heeft verzoekster cassatie ingesteld. De Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat verzoekster haar vordering op [verweerder] ten bedrage van ƒ 124.155,19 als onbetaald heeft gepresenteerd, en dat er hypothecaire schulden zijn waar [verweerder] tijdig aan voldoet. Het Hof heeft geconcludeerd dat er geen summier bewijs is van betalingsonmacht van [verweerder].
De Hoge Raad heeft bevestigd dat voor een faillietverklaring niet alleen de pluraliteit van schulden vereist is, maar ook dat de schuldenaar daadwerkelijk in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. Het Hof heeft dit onderzoek verricht en negatief geantwoord op de vraag of [verweerder] in betalingsonmacht verkeert. De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het Hof niet onbegrijpelijk is en dat het middel van verzoekster tevergeefs is voorgesteld. De Hoge Raad verwerpt het beroep.