ECLI:NL:HR:2001:AB2680
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake navorderingsaanslag inkomstenbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juli 2001 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 14 augustus 2000, betreffende de navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1994. De zaak kwam aan de orde nadat de Griffier van de Hoge Raad op 5 december 2000 een aangetekende brief had gestuurd naar de belanghebbende, waarin deze in de gelegenheid werd gesteld om een verzuim te herstellen. Dit verzuim betrof het niet voldoen aan het vereiste zoals gesteld in artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht. De termijn voor herstel eindigde op 16 januari 2001, maar de belanghebbende heeft geen herstel van het verzuim ingediend.
Wel heeft de belanghebbende in zijn conclusie van repliek, naar aanleiding van het verweerschrift van de Staatssecretaris van Financiën, alsnog de gronden van het beroep in cassatie vermeld. De Hoge Raad oordeelde echter dat het niet mogelijk was om het gepleegde verzuim op deze manier te herstellen. Gezien het bepaalde in artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht, oordeelde de Hoge Raad dat er geen grond aanwezig was om de uitspraak van het Hof te vernietigen. Daarom werd het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard.
De Hoge Raad heeft ook de proceskosten beoordeeld en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de vice-president en de raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.