ECLI:NL:HR:2001:AB2315
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- A.G. Pos
- D.H. Beukenhorst
- L. Monné
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over voorlopige aanslag inkomstenbelasting en bewijsvoering
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 juni 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1997. De belanghebbende, X, had een voorlopige aanslag opgelegd gekregen door de Inspecteur van de Belastingdienst, die een belastbaar inkomen van ƒ 105.000 had vastgesteld. Na bezwaar tegen deze aanslag, werd de uitspraak van de Inspecteur door het Hof bevestigd. Hierop heeft belanghebbende cassatie ingesteld.
De Hoge Raad behandelt de argumenten van belanghebbende, die onder andere aanvoert dat het Hof het recht heeft geschonden door aan zijn zwijgrecht in de strafprocedure consequenties te verbinden in de fiscale zaak. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof geen rechtsregel heeft geschonden en dat de motivering van het bewijsoordeel van het Hof niet onbegrijpelijk is. Het Hof had vastgesteld dat bij een huiszoeking op 6 oktober 1997 een bedrag van ƒ 42.295 was aangetroffen, waarvan het Hof aannam dat het aan belanghebbende toebehoorde. Belanghebbende had dit ontkend en verklaard dat het geld geleend was van een derde, maar het Hof achtte deze verklaring onaannemelijk.
De Hoge Raad concludeert dat het middel in al zijn onderdelen faalt en dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de eerdere beslissingen van het Hof en de Inspecteur, waarmee de voorlopige aanslag in stand blijft.