ECLI:NL:HR:2001:AB2248
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- F.H. Koster
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof over ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een uitspraak van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch, die op 30 mei 2000 werd gedaan in het kader van een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De Hoge Raad heeft op 19 juni 2001 uitspraak gedaan in deze zaak, met zaaknummer 02658/00 P. Het beroep in cassatie is ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof, die een middel van cassatie heeft voorgesteld. De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. J.M. Sjöcrona, heeft het cassatieberoep tegengesproken. De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen. De Hoge Raad oordeelt dat het Gerechtshof de vervolging van het openbaar ministerie niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat er sprake was van schending van het recht op een openbare behandeling van de strafzaak binnen een redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Verdrag van Rome. Aangezien de betrokkene niet is veroordeeld voor een strafbaar feit, kan de verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel niet worden opgelegd. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen, omdat de voorwaarde waaronder het middel was voorgesteld niet vervuld was. De beslissing van het Hof om de vordering van het openbaar ministerie af te wijzen, is daarmee bevestigd.