ECLI:NL:HR:2001:AB2204

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 juni 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02864/00
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de strafbaarverklaring van de verdachte wegens handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 juni 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Breda. De verdachte was veroordeeld voor het handelen in strijd met artikel 3b, eerste lid, van de Opiumwet, omdat hij in zijn pand, genaamd 'Kingstone', 60 wegwerpaanstekers met het opschrift 'coffeeshop Kingstone Haven 18 te Breda' ter verspreiding in voorraad had. De Politierechter had de verdachte hiervoor een geldboete van vijfhonderd gulden opgelegd, subsidiair tien dagen hechtenis.

De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend voor wat betreft de beslissing over het onder 4 bewezenverklaarde. De Advocaat-Generaal Machielse had geconcludeerd dat de Hoge Raad de verdachte moest vrijspreken van het onder 4 tenlastegelegde. De Hoge Raad oordeelde dat het enkele in voorraad hebben van de aanstekers niet valt onder de strafbaarheid van artikel 3b, eerste lid, Opiumwet, omdat de term 'openbaarmaking' niet alleen het in voorraad hebben van voorwerpen omvat, maar ook een feitelijke openbaarmaking of verspreiding vereist.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de bewezenverklaring niet meer inhoudt dan dat de verdachte de aanstekers ter verspreiding in voorraad had, wat niet voldoet aan de vereisten voor strafbaarheid onder de Opiumwet. Daarom heeft de Hoge Raad de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, met vernietiging van de eerdere uitspraak van de Politierechter.

Uitspraak

19 juni 2001
Strafkamer
nr. 02864/00
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Breda van 25 maart 1999, parketnummer 02/015581-98, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Marokko)op [geboortedatum] 1956, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
De Politierechter heeft de verdachte - voorzover in cassatie van belang - ter zake van 4. “handelen in strijd met het in artikel 3b, eerste lid, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd” veroordeeld tot een geldboete van vijfhonderd gulden, subsidiair tien dagen hechtenis.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Door of namens deze zijn geen middelen van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen, doch uitsluitend voor wat betreft de beslissing ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde, en de verdachte alsnog zal vrijspreken van het onder 4 tenlastegelegde. De conclusie is aan dit arrest gehecht.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
3.1.1. Aan de verdachte is onder 4 tenlastegelegd dat:
“hij op of omstreeks 30 maart 1998, althans in de maand maart 1998, te Breda, in elk geval in Nederland, (telkens) een openbaarmaking, welke er kennelijk op is gericht de verkoop en/of aflevering en/of verstrekking van (een) middel(en) als bedoeld in artikel 2 en/of 3 van de Opiumwet te bevorderen, heeft verstrekt en/of laten verstrekken en/of verspreid en/of laten verspreiden en/of ter verspreiding in voorraad gehad, immers heeft verdachte, in de inrichting/het pand genaamd “Kingstone”, (telkens) ongeveer 60, althans een (restant) aantal (wegwerp)aanstekers met het opschrift “coffeeshop Kingstone Haven 18 te Breda” ter verspreiding in voorraad gehad”.
3.1.2. Daarvan is bewezenverklaard dat:
“hij op 30 maart 1998 te Breda, (telkens) een openbaarmaking, welke er kennelijk op is gericht de verkoop en/of aflevering en/of verstrekking van (een) middel(en) als bedoeld in artikel 3 van de Opiumwet te bevorderen, ter verspreiding in voorraad heeft gehad, immers heeft verdachte, in het pand genaamd “Kingstone”, 60 (wegwerp)aanstekers met het opschrift “coffeeshop Kingstone Haven 18 te Breda” ter verspreiding in voorraad gehad”.
De Politierechter heeft de verdachte van hetgeen hem meer of anders is tenlastegelegd vrijgesproken.
3.2. De Politierechter heeft het bewezenverklaarde gekwalificeerd als hiervoor onder 1 weergegeven.
Art. 3b, eerste lid, Opiumwet luidt:
“Elke openbaarmaking, welke er kennelijk op is gericht de verkoop,aflevering of verstrekking van een middel als bedoeld in art. 2 of 3 te bevorderen, is verboden”.
3.3. Uit hetgeen in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4.2 en 4.3 uit de ontstaansgeschiedenis van art. 3b, eerste lid, Opiumwet is weergegeven, volgt dat met die bepaling is beoogd het aanprijzen van drugs strafbaar te stellen. Mede in het licht van die wetsgeschiedenis moet de term “openbaarmaking” aldus worden uitgelegd dat het daarbij gaat om een uiting en dat die uiting - die er kennelijk op is gericht de verkoop, aflevering of verstrekking van drugs te bevorderen - feitelijk openbaar is gemaakt of onder het publiek is verspreid. Het enkele in voorraad hebben van geschriften of andere voorwerpen die op zichzelf geschikt zijn om aldus te worden aangewend wordt door die term niet bestreken.
3.4. Nu de bewezenverklaring niet meer inhoudt dan dat de verdachte “een openbaarmaking” in de vorm van 60 (wegwerp) aanstekers met opschrift ter verspreiding in voorraad heeft gehad, levert dit niet op overtreding van art. 3b, eerste lid, Opiumwet. Nu het bewezenverklaarde ook niet elders is strafbaar gesteld, behoort de verdachte, met vernietiging van de bestreden uitspraak, te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak voor wat betreft de strafbaarverklaring van hetgeen onder 4 is bewezenverklaard, de strafbaarverklaring van de verdachte terzake en de strafoplegging;
Ontslaat de verdachte terzake van alle rechtsvervolging.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voor-zitter, en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens en J.P. Balkema, in bijzijn van de waarnemend-griffier H.H.A. de Nijs, en uitgesproken op 19 juni 2001.