ECLI:NL:HR:2001:AB2018
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- W.H. Heemskerk
- R. Herrmann
- J.B. Fleers
- H.A.M. Aaftink
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid van werkgever voor schade door derving levensonderhoud na overlijden werknemer
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juni 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Jemo Metaal B.V. en [verweerster]. De zaak betreft een vordering tot schadevergoeding door [verweerster], de weduwe van [betrokkene A], die op 30 december 1989 is overleden na een ongeval tijdens werkzaamheden voor Jemo. [Verweerster] heeft Jemo gedagvaard voor de Rechtbank te Alkmaar, waarbij zij een schadevergoeding van ƒ 244.233,-- heeft gevorderd, met wettelijke rente vanaf 11 maart 1996. Jemo heeft de vordering bestreden, waarna de Rechtbank een comparitie van partijen heeft gelast en verdere beslissingen heeft aangehouden.
Jemo heeft hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 10 augustus 2000 Jemo niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar hoger beroep en de zaak naar de Rechtbank te Amsterdam heeft verwezen. Dit arrest is later verbeterd, waarbij de verwijzing naar de Rechtbank te Amsterdam is gecorrigeerd naar de Rechtbank te Alkmaar. Jemo heeft cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof, waarbij zij een akte tot rectificatie heeft ingediend.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de vordering van [verweerster] tot schadevergoeding voortvloeit uit de aansprakelijkheid van de werkgever op grond van artikel 7:658 BW. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de vordering behoort tot de kennisneming van de kantonrechter, maar dat deze bij de rechtbank aanhangig is gemaakt. De Hoge Raad heeft de niet-ontvankelijkverklaring van Jemo in haar hoger beroep bevestigd en geoordeeld dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat het beroep in cassatie slechts kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van Jemo verworpen en haar in de proceskosten veroordeeld.