A-G
(1) IBC staat voor: Isoleren, Beheersen en Controleren.
(2) Schending van art. 3:20, lid 1, onder a, Awb.
(3) Het aanslagbiljet is gedagtekend 17 november 1995.
(4) Het bezwaarschrift is gedagtekend 11 december 1995; het is op 12 december 1995 bij de Inspecteur ingekomen.
(5) De uitspraak is gedagtekend 17 oktober 1996.
(6) Het beroepschrift is per telefax ingediend op 27 november 1996.
(7) Onder 3.12 van zijn uitspraak maakt het Hof gewag van een brief van 10 december 1997 van de Inspecteur, waarin het verschuldigde bedrag aan belasting zou zijn berekend. Deze brief zou zijn gevolgd door een voorwaardelijk instemmend faxbericht van de gemachtigde van belanghebbende. Brief noch faxbericht trof ik aan bij de stukken. Niettemin begrijp ik uit enige ter zitting van het Hof overgelegde producties dat de in de eerste drie kwartalen van 1995 (het heffingstijdvak) 19.457 ton secundaire bouwstoffen zijn aangevoerd. Met een tarief van ƒ 29,20 per ton komt de aanslag dan inderdaad uit op een bedrag van ƒ 568.144.
(8) Kamerstukken II 1992/93, 22 849, nr. 3.
(9) Mijn noot: bedoeld zal zijn 21 246.
(10) Kamerstukken II 1992/93, 22 849, nr. 6.
(11) Mijn noot: zie Kamerstukken II 1992/93, 22 849, nr. 5, blz. 33.
(12) Kamerstukken II 1992/93, 22 849, nr. 9.
(13) Kamerstukken I 1993/94, 22 849 en 22 851, nr. 91c, blz. 4/5 en 8/9.
(14) Kamerstukken II 1994/95, 23 935, nr. 4, blz. 6.
(15) Kamerstukken II 1994/95 , 23 935, nr. 5, blz. 10.
(16) Kamerstukken II 1999/00, 26 820, nr. 3, blz. 24.
(17) Kamerstukken II 1999/00, 26 820, nr. 3, blz. 24, 25 en 53, en nr. 13, blz. 3, alsmede Stb. 1999, 586, blz. 4/5. Voor een overzichtelijke beschrijving van de nieuwe regelgeving verwijs ik naar A.B.J.M. Zom, Wet belastingen op milieugrondslag, Tekst en toelichting, (vastbladig) Katern in (losbladig) Wet milieubeheer, Koninklijke Vermande, 2000, blz. 41-53 en 123-126.
(18) Kamerstukken II 1991/92, 21 246, nr. 6, blz. 22.
(19) In: Milieurecht, W.E.J. Tjeenk Willink, Deventer, 1996, vierde druk, blz. 173.
(20) Afvalstof of (secundaire) grondstof?, Milieu & recht, 1995, blz. 137 rk; zie ook Addink, t.a.p., blz. 176/177.
(21) Op dat arrest wees ik Uw Raad ook al in mijn conclusie inzake nr. 35.525.
(22) AB 1998, blz. 6 rk.
(23) Mijn noot: voor brandstof kan ook grondstof of bouwstof worden gelezen.
(24) Zie de vorige noot.
(25) Als gezegd, in het onderhavige geval volgt het Hof die rechtspraak nog niet; dat gebeurt pas voor het eerst in de uitspraken van 20 mei 1998 betreffende de Afvalverwijdering Regio Centraal Groningen.
(26) Met een 'duaal afvalstoffenbeheerssysteem' doelt Tieman (a.w. blz. 236 rk) op het onderscheid tussen verwijdering en nuttige toepassing van afvalstoffen, welk onderscheid volgens hem belangrijker zal worden en de plaats zal innemen van het huidige onderscheid tussen afvalstof en niet-afvalstof.
(27) Kamerstukken II 1992/93, 22 849, nr. 6, blz. 62. Het komt trouwens wel meer voor dat doel en strekking van een belastingwet nopen tot een eigen fiscale kwalificatie van een elders in het recht voorkomend begrip; vgl. recent HR 15 december 1999, BNB 2000/126.
(28) Daaraan doet niet af dat in geval van sloop of verwijdering van de inrichting c.q. het werk de afvalstoffen moeten kunnen worden teruggenomen, zoals de vergunning voorschrijft. Ik moet trouwens bekennen dat ik de zin van dit vergunningsvoorschrift niet goed begrijp. Het bevoegde gezag zal toch nooit erin toestemmen dat de combinatie-afdichtingslaag wordt verwijderd. De sanering zou dan ongedaan worden gemaakt en dat lijkt mij ondenkbaar.
(29) Kamerstukken II 1992/93, 22 849, nr. 3, blz. 4.
(30) Kamerstukken II 1992/93, 22 849, nr. 3, blz. 27.
(31) Art. 18, lid 1, onder b, Wbm.
(32) Deze stortplaatsen vallen onder categorie 28.1 jo. 28.4, onder f, van Bijlage I bij het Ivb.
(33) Kamerstukken II 1992/93, 22 849, nr. 3, blz. 25.
(34) Kamerstukken II 1994/95, 23 935, nr. 5, blz. 10.
(35) H.E. Woldendorp en P.C.M. Heinen, Het begrip inrichting in de Wet milieubeheer, een analyse van de jurisprudentie, Bouwrecht maart 1999; de citaten komen uit een elektronische versie van het artikel, mij per e-mail toegezonden door het Instituut voor Bouwrecht. Het artikel heeft een uitgebreid notenapparaat waarin veel casuïstiek is verwerkt. Ik citeer ook de noten, niet alleen uit een oogpunt van instructie, maar ook om te laten zien wij dat met het begrip inrichting in net zo'n jurisprudentieel moeras dreigen terecht te komen als met het begrip afvalstof (zie § 2.8 hiervoor). Zie voorts D. van der Meijden, Begrip 'inrichting', Jurisprudentie en toelichting inzake het begrip inrichting, (vastbladig) Katern in (losbladig) Wet milieubeheer, Koninklijke Vermande, 2000, hoofdstukken 1, 4 en 6.
(36) Noot 7: AbRS 27-12-1994, nr. G05.93.2840 (ABkort 1995, nr. 35; Milieurechtspraak 1995/4, nr. 11) (toepassen van zeefzand en asfaltgranulaat om polderterrein op te hogen; een bedrijvigheid die eenmalig is en in een kort tijdsbestek afgerond kan worden: geen inrichting); AbRS 27-2-1995, nr. G05.93.2913 (Gst. 1995, 7008, nr. 10, met noot R. Uylenburg; Milieurechtspraak 1995/4, nr. 7; Nieuwsbrief 1995-15). Zie ook Hof Leeuwarden 2-5-1997, nr. BK 359/96 (M en R 1998/4, nr. 35) (kampeerterrein valt onder geen enkele in het Ivb genoemde categorie); AbRS 25-6-1998, nr. E03.96.1113 (houden van dieren en zagen van hout voor eigen gebruik gedurende enkele uren per week; activiteiten niet bedrijfsmatig noch in een bedrijfsmatige omvang; wel overlast).
(37) Noot 9: HR 25-6-1996 (M en R 1996/11, nr. 122, met noot A. de Lange) (herstellen van auto's; geen inrichting); AbRS 12-12-1996, nr. E03.96.0474 (JG 1997/2, 97.0025) (werkplaats voor houtbewerking; bedrijfsmatige omvang, gelet op oppervlakte en gezamenlijke vermogen elektromotoren); AbRS 27-6-1997, nr. E03.96.0713 (JG 97.0174; Gst. 1998, 7074, nr. 7) (repareren en vervaardigen van houten pallets; bedrijfsmatig); AbRS 21-10-1997, nr. F03.97.0399 (JM 1998/23) (terrein waarop zich een hoeveelheid van 250 m3 gevaarlijke stoffen bevindt; geen bedrijfsmatige exploitatie; geen inrichting); Vz. AbRS 5-12-1997, nrs. F03.97.0477 en F03.97.0659 (JM 1998/32, met noot K. Schuiling) (skatepark; uitgiftepunt voor kleine versnaperingen; niet bedrijfsmatig; niet expliciet aan het criterium getoetst).
(38) Noot 10: Voor een overzicht van de jurisprudentie met voorbeelden verwijzen wij naar ons artikel in Agr.r. 1998, p.637-639.
(39) Noot 11: In AbRS 25-6-1998, nr. E03.96.1113, wordt gesproken van: een op winst gerichte bedrijfsmatige exploitatie of bedrijfsmatige commerciële activiteiten.
(40) Noot 14: KB 19-3-1980, nr. 43 (onttichelen en hercultiveren van grond op begrensd terrein gedurende enkele jaren; met bulldozers); AgRS 15-10-1993, nr. G05.90.1325 (BR 1994, p. 52) (storten van verontreinigde baggerspecie; vaste locatie; inrichting); Vz. AbRS 31-3-1994, nrs. G05.3060.P90 en B05.93.1641 (ABKort 1995, nr. 170) (egaliseren van terrein met puin; inrichting); AbRS 3-4-1995, nrs. G05.93.3127 en G05.93.3130 (M en R 1996/9, nr. 92; Milieurechtspraak 1995/10, nr. 31) (aanleggen van een weg, waarin asbest bevattend puingranulaat is verwerkt); AbRS 22-11-1995, nr. E03.94.0382 (M en R 1996/5, nr. 52) (tijdelijk opslaan voor afvalstoffen en verwerken van afvalstoffen door proefreiniging is een inrichting); AbRS 20-12-1995, nr. E03.94.1156 (AB 1996, nr. 139, met noot Chr. Backes) (storten van baggerspecie); AbRS 21-12-1995, nr. E03.94.1381 (BR 1996, p. 401) (storten van aanzienlijke hoeveelheid baggerspecie; continue bedrijvigheid in periode van 24 weken; locatie op bij vergunningaanvraag behorende kaart aangegeven; inrichting); AbRS 14-6-1996, nr. E03.94.1961 (BR 1996, p. 736; M en R 1996/12, nr. 130, met noot J. Verschuuren) (terugstorten van baggerspecie, afkomstig van onderhoudsbaggerwerken voor het op diepte houden van de vaargeul, in de Westerschelde); Vz. AbRS 28-10-1996, nr. F03.96.0788 (KG 1997, nr. 57) (ophoging van een weiland met slootmaaisel dat is vermengd met bermgras; geen miliehygiënisch verantwoorde toepassing; afvalstoffen; grote hoeveelheid; inrichting; motivering waarom sprake is van inrichting ontbreekt); Vz. AbRS 6-6-1997, nr. F03.97.0013 (Nieuwsbrief 1997-83; JM 1997/61) (aanleggen van een funderingsvloer van zeefzand en asfaltgranulaat, vermengd met cement; afgraven en weer ophogen van een polder met een oppervlakte van 58ha teneinde de polder geschikt te maken voor gebruik als industrieterrein; geen kortstondige, eenmalige activiteit; inrichting); Vz. AbRS 18-6-1997, nr. F03.97.0314 (Nieuwsbrief 1997/3, 85) (verspreiden van baggerspecie; geen inrichting); AbRS 27-11-1997, nr. E03.96.0304 (JM 1998/47, met noot J. Zigenhorn; AbKort 1998, nr. 129) (verspreiden van baggerspecie; geen kortstondige activiteit; bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht; inrichting); AbRS 17-2-1998, nr. E03.96.0304 (ABkort 1998, nr. 129) (storten van baggerspecie).
(41) Noot 15: AbRS 2-11-1994, nr. G05.93.3141 (automarkt) (BR 1995, p. 225).
(42) Noot 16: AbRS 27-12-1994, nr. G05.93.2840 (ABkort 1995, nr. 35; Milieurechtspraak 1995/4, nr. 11) (toepassen van 1100 m3 zeefzand en 360 m3 asfaltgranulaat om polderterrein op te hogen); Vz. AbRS 3-10-1995 (KG 1996, 40) (ophogen van een weg met granulaat); AbRS 10-11-1995, nr. E03.94.1015 (op landbouwgrond opslaan, verspreiden en onderwerken van bermmaaisel). Zie voor voorbeelden van agrarische activiteiten ons artikel in Agr.r. 1998, p. 646-647.
(43) Noot 17: In AbRS 21-12-1995, nr. E03.94.1381 (BR 1996, p. 401) werd het storten van baggerspecie als een inrichting aangemerkt, ook al zou deze activiteit net binnen 6 maanden kunnen worden afgerond.
(44) Noot 18: (voorbeelden) AgRS 15-6-1993, nr. B05.93.0093 (opslag van ongesorteerd sloopmateriaal; verharding van terrein met betonslib; sloopmateriaal afvalstof; betonslib geen afvalstof; inrichting); AbRS 18-8-1994, nr. G05.93.1391 (BR 1995, p. 55; M en R 1995/3, nr. 38) (toepassen van lichtverontreinigde grond in geluidswal; milieuhygiënisch verantwoorde toepassing van afvalstoffen in een werk; geen inrichting omdat dergelijke inrichting onder uitzondering in het Ivb valt); AbRS 12-9-1996 (Nieuwsbrief 1996-143) (puinbreekinstallatie om breek- en zeefzand uit puingranulaat te zeven en het granulaat te verwerken; zeefzand wel een afvalstof, breekzand geen afvalstof); Vz. AbRS 28-10-1996, nr. F03.96.0788 (KG 1997, nr. 57) (slootmaaisel vermengd met bermgras; afvalstoffen); AbRS 16-2-1998, nr. G05.93.2333 (JM 1998/65, met noot J. Zigenhorn) (mijnsteen is afvalstof; toepassing van mijnsteen in een kademuur; inrichting). Zie voor voorbeelden in de agrarische sfeer ons artikel in Agr.r. 1998, p. 646-647.
(45) Noot 19: AgRS 21-2-1991, nr. G05.88.1086 (Nieuwsbrief 1991-17) (in gedeelte van de inrichting worden afvalstoffen worden gesorteerd; g.s. bevoegd gezag voor de gehele inrichting); Vz. AgRS 24-7-1992, nr. E05.91.1059 (rookgasontzwavelingsgips, afkomstig van electriciteitscentrale, is geen afvalstof; daarom niet g.s. maar b en w bevoegd gezag); AbRS 22-6-1995, nr. E03.94.0901 (M en R 1996/6, nr. 68) (riet dat wordt verbrand, is een afvalstof omdat geen sprake is van een nuttige toepassing; het rietafval is deels afkomstig van buiten de inrichting; g.s. bevoegd gezag); Vz. AbRS 14-3-1996, nr. F03.95.0871 (KG 1996, nr. 185) (bedrijf dat huishoudelijke apparatuur en andere goederen inkoopt, zonodig repareert en weer verkoopt; geen bedrijf voor de recycling van afvalstoffen; b en w bevoegd gezag); AbRS 30-9-1996, nr. E03.95.1566 (Nietolith geen afvalstof; b en w bevoegd gezag).
(46) A.w., noot 84. In noot 85 merken de auteurs nog op:
Het onderscheid tussen inrichtingen en werken in de voormalige Afvalstoffenwet (...) leverde destijds de nodige problemen op (...).
(47) De auteurs verwijzen hier naar A.L. van Kempen, Het begrip 'inrichting'in Hinderwet en Afvalstoffenwet, Ministerie van VROM, april 1987, blz. 35-38.
(48) Ik citeer Schuurman & Jordens, Deel 147-IIIb, vijfde druk, blz. 116.
(49) Schuurman & Jordens, Deel 147-IIIb, vijfde druk, blz. 702.
(50) Belanghebbende verricht blijkens de milieuvergunning ook activiteiten die vallen onder categorie 5.1 en categorie 11.1, maar die activiteiten spelen dunkt mij in de onderhavige procedure geen rol. Wel is het zo dat het opslaan van verontreinigde grond (als subspecies van grond) zou kunnen vallen onder categorie 11 (vgl. de toelichting op het Ivb in Stb. 1993, 50, blz. 115), maar dat lijkt mij te dezen van ondergeschikt belang.
(51) Blijkens 's Hofs uitspraak is de Inspecteur in de gelegenheid gesteld van die brief kennis te nemen en daarop te reageren. Nu het Hof niet rept van een reactie, moet ervan worden uitgegaan dat deze is uitgebleven.
(52) Mijn noot: bedoeld is kennelijk categorie 28.6 van Bijlage 28.6 bij het Ivb.
(53) Aldus de toelichting op het Ivb in Stb. 1993, 50, blz. 118 (zie ook blz. 94)
(54) Idem blz. 115.
(55) Zie § 2.11 hiervoor.
(56) Kamerstukken II 1994/95, 23 935, blz. 10.
(57) Niet bestreden wordt dat het om "tegen nagenoeg identieke besluiten op vergelijkbare gronden ingestelde beroepen" gaat.