ECLI:NL:HR:2001:AB1832
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- P.J. van Amersfoort
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie over gezamenlijk voorzien in huisvesting en kostgangersrelatie onder de Algemene Bijstandswet
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) betreffende de beëindiging van een uitkering op basis van de Algemene Bijstandswet (ABW). De belanghebbende, X, had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van zijn uitkering en de afwijzing van zijn verzoek om een nieuwe uitkering. De CRvB oordeelde dat er sprake was van gezamenlijk voorzien in huisvesting, wat volgens de ABW relevant is voor de toekenning van bijstandsuitkeringen. De Hoge Raad bevestigde de uitspraak van de CRvB en oordeelde dat de feitelijke vaststelling dat de betrokken personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben, voldoende is om aan te nemen dat zij gezamenlijk in de huisvesting voorzien.
De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de belanghebbende niet tot cassatie konden leiden. De CRvB had vastgesteld dat de belanghebbende en A in 1986 gezamenlijk naar hun woning waren verhuisd en dat zij deze woning gezamenlijk gebruikten. De belanghebbende had bovendien vanaf 1978 een vast bedrag aan kost en inwoning betaald. Dit alles leidde tot de conclusie dat er geen sprake was van een kostgangersrelatie, maar van een gezamenlijke bewoning.
De Hoge Raad concludeerde dat de oordelen van de CRvB niet in strijd waren met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De klachten van de belanghebbende over schending van dit artikel werden als ongegrond verklaard. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaarde het beroep ongegrond.