ECLI:NL:HR:2001:AB1773
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- C.J.G. Bleichrodt
- F.H. Koster
- A.M.M. Orie
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de strafbaarheid van een verdachte in verband met handelsreclame voor zendinrichtingen
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die voortvloeit uit een arrest van de Hoge Raad van 6 juli 1999. De Hoge Raad had toen het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen gevraagd om een prejudiciële beslissing over vragen die waren gerezen bij de beoordeling van het beroep in cassatie tegen een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 18 juli 1996. De verdachte, geboren in 1949, was in deze strafzaak aangeklaagd voor het maken van handelsreclame voor zendinrichtingen van een niet-toegelaten type. De Hoge Raad oordeelde dat het eerste, tweede en derde middel falen, en dat alleen het vierde middel nog aan de orde was. Dit middel stelde dat de verdachte niet strafbaar was, omdat de overtreden bepaling niet was aangemeld bij de Commissie, en dat het voorschrift als een technisch voorschrift in de zin van richtlijn 83/189/EEG moest worden aangemerkt. Het Hof van Justitie heeft echter geoordeeld dat deze opvatting onjuist is. De Hoge Raad concludeert dat de nationale regeling, die het maken van handelsreclame voor niet-toegelaten zendinrichtingen verbiedt, geen technisch voorschrift is in de zin van de richtlijn. De Hoge Raad verwerpt het beroep, omdat geen van de middelen tot cassatie kan leiden en er geen grond is voor vernietiging van de bestreden uitspraak.