ECLI:NL:HR:2001:AB1609
Hoge Raad
- Cassatie
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de fiscale behandeling van privégebruik van een personenauto door een ondernemer
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 mei 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1997. De belanghebbende, een ondernemer die ook in dienstbetrekking werkzaam is, had bezwaar gemaakt tegen de aanslag die door de Inspecteur was opgelegd. Deze aanslag was na bezwaar verminderd tot een belastbaar inkomen van € 85.166. De belanghebbende ging in beroep bij het Gerechtshof te Leeuwarden, dat de uitspraak van de Inspecteur bevestigde. Hierop heeft de belanghebbende cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende beoordeeld. De kern van de zaak was de fiscale behandeling van het privégebruik van een personenauto die de belanghebbende tot zijn ondernemingsvermogen rekende. Het Hof had geoordeeld dat de belanghebbende niet had aangetoond dat de auto in het onderhavige jaar voor minder dan 1000 kilometer voor privédoeleinden was gebruikt. De belanghebbende stelde dat de kilometers die hij had gereden voor zijn dienstbetrekking niet als privégebruik moesten worden aangemerkt.
De Hoge Raad oordeelde dat het gebruik van de auto voor de dienstbetrekking als privégebruik moest worden aangemerkt, tenzij er een vergoeding voor de kosten van dat gebruik in de winst was opgenomen. De Hoge Raad concludeerde dat er in dit geval geen omstandigheden waren die een uitzondering op deze regel rechtvaardigden. De overige klachten van de belanghebbende konden evenmin tot cassatie leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep ongegrond verklaard en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.