ECLI:NL:HR:2001:AB1515
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage inzake doodslag en niet-strafbaarheid
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 mei 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 15 maart 2000 had geoordeeld in een strafzaak tegen een verdachte die ter zake van doodslag niet strafbaar was verklaard en van alle rechtsvervolging was ontslagen. De verdachte, geboren in 1976, was ten tijde van de bestreden uitspraak gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting voor Vrouwen in Breda. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.J. Baumgardt. De Advocaat-Generaal Jörg had geconcludeerd dat het beroep verworpen moest worden.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een herbehandeling van het hoger beroep. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof in hoger beroep een videoband had bekeken die niet ter terechtzitting was vertoond, wat in strijd was met de vereisten van een openbare behandeling. Daarnaast werd geklaagd dat het Hof in strijd met artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering had gehandeld door gebruik te maken van een verklaring van een getuige-deskundige die in eerste aanleg was betwist. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet voldoende had gemotiveerd waarom deze verklaring als bewijs was gebruikt, wat leidde tot de conclusie dat de bestreden uitspraak niet in stand kon blijven.
De Hoge Raad heeft in deze uitspraak belangrijke juridische principes bevestigd met betrekking tot de openbare behandeling van zaken en het gebruik van bewijs in strafprocedures. De beslissing van de Hoge Raad heeft gevolgen voor de verdere behandeling van de zaak door het Gerechtshof te Amsterdam, waar de zaak opnieuw zal worden beoordeeld.